Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mevrouw W.A. Goertz, hierna te noemen: de bewindvoerder.
- mevrouw N. Haane, hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder, als informante.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een appellante, die met verslavingsproblematiek kampt. De rechtbank Limburg had eerder op 8 april 2014 besloten om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op verzoek van de bewindvoerder, omdat er feiten en omstandigheden bekend waren geworden die bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling niet waren gemeld. De appellante had tijdens de toelatingszitting verzwegen dat zij leed aan een alcoholverslaving en psychische problemen, wat volgens de rechtbank reden zou zijn geweest om haar verzoek tot toelating af te wijzen.
In hoger beroep heeft de appellante betoogd dat er geen sprake is van een alcoholprobleem en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet aan haar sollicitatieplicht heeft voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat de verslavings- en psychosociale problematiek van de appellante al bekend was bij de rechtbank ten tijde van de indiening van het verzoekschrift tot toelating. Het hof oordeelt dat, hoewel de appellante niet heeft voldaan aan haar sollicitatieverplichting, er onvoldoende gronden zijn om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Het hof benadrukt dat de appellante op korte termijn een verzoek tot ontheffing van de sollicitatieplicht moet indienen en haar behandeling van de psychosociale problematiek moet voortzetten.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en stelt dat de schuldsaneringsregeling van de appellante niet tussentijds beëindigd zal worden, mits zij zich houdt aan de voorwaarden van de regeling.