In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 maart 2017 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van de erfgenamen van een belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1997 tot en met 2008. De Hoge Raad had eerder, op 18 december 2015, het beroep in cassatie van de Staatsecretaris van Financiën gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De geheimhoudingskamer van het Hof heeft zich gebogen over de vraag of de Inspecteur van de Belastingdienst de identiteit van een tipgever geheim mocht houden. De geheimhoudingskamer oordeelde dat de Inspecteur niet opnieuw kon verzoeken om geheimhouding van bepaalde stukken, omdat de Hoge Raad in zijn verwijzingsarrest had bepaald dat de naam van de tipgever niet geheim mocht blijven. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn om de naam van de tipgever geheim te houden en dat de Inspecteur verplicht is deze naam bekend te maken aan de belanghebbenden. De geheimhoudingskamer heeft de zaak vervolgens verwezen naar de hoofdkamer voor verdere behandeling.