Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, die als erfgenaam van zijn oom is benoemd. De belanghebbende betwist de toepassing van het tarief voor tariefgroep II in de Successiewet 1956 (SW) op zijn verkrijging. De Inspecteur had een aanslag in de erfbelasting opgelegd voor een belaste verkrijging van € 364.411, die na bezwaar was verminderd tot € 343.174. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 12 januari 2017 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende stelde dat hij als kind van de erflater behandeld moest worden voor het tarief, terwijl de Inspecteur het tegenovergestelde betoogde. Het Hof oordeelt dat de wetgever binnen zijn beoordelingsvrijheid is gebleven en dat de indeling in tariefgroepen niet in strijd is met internationale verdragen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende kan binnen zes weken na de uitspraak in cassatie gaan.