ECLI:NL:GHSHE:2017:2231

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
200.071.214_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijswaardering en terugkomen op onjuiste bewijsopdracht in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Pewe Beleggingen B.V. en een andere appellant tegen Yvestmar B.V. De zaak betreft een geschil over de vaststelling van de hoogte van teveel betaalde goodwill en de bewijswaardering in deze context. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 27 december 2016, waarin het partijen in staat stelde om zich uit te laten over de berekening van de teveel betaalde goodwill. Yvestmar heeft in een akte op 24 januari 2017 verzocht om terug te komen op drie oordelen van het hof, met betrekking tot de berekening van bedrieglijk in rekening gebrachte uren en de gehanteerde rekenmethodiek. Het hof heeft in deze procedure de stukken van de eerste aanleg en het tussenarrest in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheden zijn over de berekening van de schadeposten en dat de eerder gegeven beslissingen mogelijk berusten op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Het hof heeft Pewe c.s. in staat gesteld om zich uit te laten over de verzoeken van Yvestmar, waarbij het hof de verdere beslissing aanhoudt. De uitspraak is gedaan op 23 mei 2017 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
afdeling civiel recht
zaaknummer 200.071.214/02
arrest van 23 mei 2017
in de zaak van
Pewe Beleggingen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] (België),
appellanten in het principaal appel, geïntimeerden in het incidenteel appel,
advocaat: mr. S.A. Kruijt te Utrecht,
tegen
Yvestmar B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
advocaat: mr. J. van Oijen te Etten-Leur,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 27 december 2016 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector civiel recht, onder zaaknummer 168353/HA ZA 06-2022 tussen appellanten -Pewe c.s., afzonderlijk Pewe respectievelijk [appellant 2] - als gedaagden in conventie en eisers in reconventie (naast [betrokkene] ) en geïntimeerde -Yvestmar- als eiseres in conventie en verweerster in reconventie gewezen vonnissen van 20 februari 2008 en 21 april 2010. Het hof zal de nummering van voormeld tussenarrest voortzetten.

18.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het hiervoor genoemde arrest van 27 december 2016;
  • de door Pewe c.s. genomen akte na tussenarrest d.d. 27 december 2016, waarbij producties zijn overgelegd;
  • de door Yvestmar overgelegde akte na tussenarrest, waarbij producties zijn overgelegd.
Vervolgens is bepaald dat wederom arrest wordt gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

19.De verdere beoordeling van het principaal en incidenteel appel

19.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 27 december 2016 partijen in staat gesteld
zich uit te laten over de vraag of bij de vaststelling van de hoogte van de teveel betaalde goodwill de door het hof gemaakte berekening in rov. 16.11 van het tussenarrest van 27 december 2016 het hof kan worden gevolgd dan wel dat de teveel betaalde goodwill opnieuw door de door de rechtbank benoemde deskundige moet worden berekend aan de hand van een fraudepercentage van 15 in plaats van aan de hand van 25,2%.
19.2
Yvestmar heeft in haar op 24 januari 2017 genomen akte het hof verzocht om op drie oordelen terug te komen.
Ten eerste heeft zij aangevoerd dat het hof bij de vaststelling dat in totaal 412,25 uur bedrieglijk in rekening is gebracht aan klanten ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten het door de deskundige Van Steensel vastgestelde aantal uren van 179,50. Yvestmar verwijst hierbij naar pag. 9 van het rapport van Van Steensel.
Ten tweede voert zij aan dat het hof een andere rekenmethodiek heeft gehanteerd dan de rechtbank en de door de rechtbank benoemde deskundige De Groot. De rechtbank en de Groot hebben bij hun percentageberekening de percentageverhouding berekend tussen het aantal gefactureerde uren ten opzichte van de werkelijk gemaakte uren. Het hof heeft de percentageverhouding berekend tussen de bedrieglijk gefactureerde uren en het totaal aantal gefactureerde uren.
Ten derde voert Yvestmar aan dat het hof nog niet in de beoordeling zou hebben betrokken het gegeven dat Van Steensel geen oordeel heeft geveld over het dispuut dat partijen hebben over het aantal uren aangenomen werk. Yvestmar stelt dit aantal op 509 uur; Pewe c.s. stellen dit aantal op 377,50.
Het hof heeft in elk geval ter zake de hiervoor eerste twee punten een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel gegeven. Het hof is in beginsel in het verdere verloop van de procedure gebonden aan dergelijk door het hof gegeven beslissingen waarbij een geschilpunt tussen partijen uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist. Deze gebondenheid geldt echter niet onverkort. De eisen van een goede procesorde brengen immers mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Het hof zal dan ook alvorens te oordelen, Pewe c.s. in staat stellen zich over deze drie punten uit te laten. Gelet op de twee-conclusieregel zal Yvestmar daarop geen antwoordakte mogen nemen, behoudens voor zover zij wil reageren op eventueel bij die akte door Pewe c.s. overgelegde producties.
19.3
Pewe c.s. hebben op de door het hof aan hen voorgelegde vraag omstandig aangevoerd dat de berekening op een andere wijze moet geschieden dan het hof heeft voorgesteld. Behoudens voor zover daaruit blijkt dat Pewe c.s. het niet eens zijn met de door het hof voorgestelde wijze van berekenen, kan het hof daaraan voorbij gaan. Voor zover zij namelijk een wijze van berekenen hebben willen aangeven die niet overeenkomt met de wijze van berekening die de door de rechtbank benoemde deskundige heeft gehanteerd, moet het hof daaraan voorbij gaan omdat de betreffende door Pewe c.s. gerichte grief in rov. 16.8 van het tussenarrest van 27 december 2016 reeds is verworpen als onvoldoende toegelicht. Wat dit betreft is in dit stadium van de procedure enkel relevant dat Pewe c.s. bezwaar hebben tegen de door het hof voorgestelde wijze van berekenen van de schadeposten. Daaruit vloeit voort dat zij een nieuwe berekening willen, die dan moet worden gemaakt aan de hand van dezelfde uitgangspunten die de in eerste aanleg door de rechtbank benoemde deskundige heeft gehanteerd. Er bestaan dan ook geen redenen om Yvestmar in staat te stellen zich uit te laten over hetgeen Pewe c.s. in hun op 24 januari 2017 genomen akte hebben aangevoerd.
19.4
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

20.De uitspraak

Het hof:
stelt Pewe c.s. in staat zich bij akte te nemen ter rolle van 20 juni 2017 uit te laten over de door Yvestmar gestelde verzoeken inhoudende dat het hof:
a. moet terugkomen op de vaststelling dat in totaal 412,25 uur bedrieglijk in rekening is gebracht aan klanten omdat hierbij door het hof ten onrechte buiten beschouwing zou zijn gelaten het door de deskundige Van Steensel vastgestelde aantal uren van 179,50 (waarbij Yvestmar heeft verwezen naar pag. 9 van het rapport van Van Steensel);
b. moet terugkomen op de door het hof gehanteerde rekenmethodiek omdat die is gebaseerd op een andere rekenmethode dan de rechtbank en de door de rechtbank benoemde deskundige De Groot hebben gehanteerd;
c. alsnog oordeelt omtrent het dispuut dat partijen hebben over het aantal uren aangenomen werk, waarbij Yvestmar stelt dit 509 uur betreft terwijl Pewe c.s. stellen dat dit 377,50 uur betreft;
bepaalt dat Yvestmar alleen aan antwoordakte mag nemen indien Pewe c.s. bij hun akte producties overleggen, waarbij Yvestmar alleen op die producties mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en J.R. Sijmonsma en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 mei 2017.
griffier rolraadsheer