Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
- vanaf 2001 door [D] dividenduitkeringen aan belanghebbende als aandeelhouder zijn gedaan, welke hebben gezorgd voor een uitholling van de verhaalsmogelijkheden van belanghebbende als schuldeiser. Een onafhankelijke derde zou in overleg met [D] aanvullende zekerheden of een hogere vergoeding voor de aansprakelijkstelling hebben verlangd;
- een onafhankelijke derde van [D] een vergoeding voor de aansprakelijkstelling zou hebben verlangd en deze vergoeding ook zou hebben geïnd bij [D] . Belanghebbende heeft een dergelijke vergoeding niet verlangd en van invorderingsmaatregelen welke belanghebbende heeft genomen is niet gebleken;
- [D] vanaf het jaar 2009 negatieve resultaten heeft geleden welke tot een verhoogd risico aan de kant van belanghebbende hebben geleid. Een onafhankelijke derde zou als dan in overleg zijn getreden met [D] en (meer) zekerheden en/of een hogere vergoeding hebben verlangd. Belanghebbende is blijven stilzitten en dat heeft zij in haar hoedanigheid van aandeelhoudster van [D] gedaan.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep gegrond;
vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
vernietigtde uitspraken van de Inspecteur,
vermindertde aanslag naar een te betalen bedrag van nihil;
stelthet verlies over het jaar 2012 vast op een bedraag van € 33.853;
vermindertde in rekening gebrachte belastingrente naar een te betalen bedrag van nihil;
gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 834 vergoedt, en
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, in totaal vastgesteld op € 2.227,50.