Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
bedoeld zal zijn: de Inspecteur] veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.960 en gelast dat de Heffingsambtenaar [
bedoeld zal zijn: de Inspecteur] het betaalde griffierecht van € 318 (beroep) en € 497 (hoger beroep) vergoedt.
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
zakelijke relatietussen de schuldeiser en de schuldenaar die ook bij afwezigheid van een concernrelatie voor die schuldeiser van
voldoende gewichtis om het belopen debiteurenrisico te aanvaarden. De aanwezigheid van zakelijke relaties (opdrachten verleend aan [K] hebben geleid tot het uitlenen van personeel door belanghebbende en tot het zelf uitvoeren van opdrachten door belanghebbende) moet na cassatie als vaststaand worden aanvaard, zodat het Hof enkel dient te toetsen of die zakelijke relaties van voldoende gewicht zijn om het belopen debiteurenrisico te compenseren. Daartoe is van belang het te verwachten voordeel van het totaal van de zakelijke relaties, in relatie tot de omvang van het debiteurenrisico, en wel ten tijde van de tijdstippen waarop de lening is verstrekt. Het Hof wijst er nadrukkelijk op dat het derhalve niet gaat om de sedert de verwerving van [K] feitelijk gerealiseerde extra opbrengsten. De achteraf vast te stellen gerealiseerde extra opbrengsten zijn niet meer dan een mogelijke indicatie van de verwachtingen die bestonden ten tijde van het verstrekken van de lening.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond,
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank,
- verklaarthet tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
- vernietigtde uitspraken van de Inspecteur,
- vermindertde aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 96.656 en vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig, en
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 742,50.