4.11.De regelgeving:
Artikel 38 van de Wfsv (tekst tot 1 januari 2014) luidt, voor zover van belang:
“1. Het UWV stelt vast:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.
2. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, kan worden bepaald dat de opslag of korting voor een werkgever dan wel voor categorieën van werkgevers wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor categorieën van werkgevers kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. (…) Voor de werkgever die niet behoort tot een categorie als bedoeld in de tweede zin, stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden vastgesteld;
b. de wijze waarop de in het tweede en het derde lid bedoelde opslag en korting worden berekend;”
Vervolgens is, voor zover relevant, in hoofdstuk 2 van het Besluit Wfsv bepaald:
“Art. 2.9.
Berekening opslag of korting
-1. De opslag of korting, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Wfsv, is voor alle werkgevers gelijk aan het individuele werkgeversrisicopercentage verminderd met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage.
-2. Het individuele werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het eerste lid, wordt verkregen door de som van:
a. het totaalbedrag van de (...) aan de werkgever toe te rekenen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die in het tweede kalenderjaar vóór het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de (…) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden toegekend, in dienstbetrekking stonden tot een werkgever, en
b. het totaalbedrag van de (...) aan de werkgever toe te rekenen WGA-uitkeringen die in het tweede kalenderjaar vóór het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld zijn betaald aan werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de WGA-uitkeringen worden toegekend, in dienstbetrekking stonden tot een werkgever, te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het ten laste van die werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon per jaar, berekend over het tijdvak van vijf kalenderjaren, eindigend één jaar voor aanvang van het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld.”
En in, hoofdstuk 2, artikel 2.11, lid 1, van het Besluit Wfsv (tekst 2012, 2013) is bepaald:
“-1. Indien blijkt dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel a, of een WGA-uitkering als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel b, geheel of ten dele ten onrechte is toegekend, wordt bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage in het kalenderjaar waarin het besluit tot toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de WGA-uitkering wordt ingetrokken of herzien, het totaalbedrag, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de te veel betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering of WGA-uitkering.”
In de Nota van Toelichting (hierna: de NvT) bij het Besluit Wfsv van 16 november 2005, Stb. 2005, 585, is onder “2.2 Premiedifferentiatie WAO”, voor zover van belang, vermeld:
“De bepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van het onderhavige besluit betreffende de premiedifferentiatie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen waren voorheen opgenomen in het Besluit premiedifferentiatie WAO. Met inwerkingtreding van de Wfsv wordt in artikel 37, vierde lid, van die wet [
Hof;vernummerd naar artikel 38, lid 4, van de Wfsv] voorzien in een grondslag om in het onderhavige besluit bepalingen op te nemen op het gebied van premiedifferentiatie. Derhalve zijn de bepalingen uit het Besluit premiedifferentiatie WAO overgeheveld naar het onderhavige besluit. Een materiële wijziging is hiermee niet beoogd. (…)”
In het hiervoor bedoelde Besluit premiedifferentiatie WAO van 19 juli 1997, Stb. 1997, 338 (hierna: het Besluit premiedifferentiatie WAO), is met betrekking tot de daarin geregelde “Berekening opslag of korting grote werkgevers”, voor zover relevant, bepaald:
“Art. 6
Regres en premievermindering grote werkgevers
-1. Indien blijkt dat een (…) arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of ten dele ten onrechte is toegekend, wordt bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage in het kalenderjaar waarin het besluit tot toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken of herzien het (…) totaalbedrag verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de te veel betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering.”
In de NvT bij het Besluit premiedifferentiatie WAO, Stb. 1997, 338, p. 14-16, is onder “2.2.2. Arbeidsongeschiktheidslasten, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Voor de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage worden de uitkeringslasten van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bepaald op kasbasis. Alle lasten van de uitkeringen, die in jaar t-2 tot uitbetaling kwamen, worden dus meegenomen in het individuele werkgeversrisicopercentage.
Hantering van een systeem op kasbasis sluit aan bij de uitkeringsadministratie van de uitvoeringsinstellingen. Een wijziging van de hoogte van de uitkering leidt op deze wijze over voorgaande jaren niet tot een aanpassing van het individuele werkgeversrisicopercentage, en dus van de gedifferentieerde premie.
Het is evenwel mogelijk dat een uitkering met terugwerkende kracht wordt aangepast. De aanpassingen kunnen dan (mede) betrekking hebben op voorgaande jaren. Het kan daarbij gaan om een herziening van de hoogte van de uitkering met terugwerkende kracht, een toekenning van een uitkering met terugwerkende kracht dan wel de situatie dat een uitkering achteraf ten onrechte blijkt te zijn vastgesteld. De vraag rijst dan op welke wijze binnen het systeem van premiedifferentiatie met dergelijke herzieningen moet worden omgegaan. (...) Zonder nadere regelgeving zouden aanpassingen van uitkeringen niet in alle gevallen doorwerken in de gedifferentieerde premie. Teneinde te bewerkstelligen dat alle aanpassingen worden meegenomen in het systeem van premiedifferentiatie is het volgende bepaald.
Indien een uitkering in een bepaald jaar met terugwerkende kracht wordt aangepast (herziening, toekenning dan wel intrekking) wordt het totale bedrag van de aanpassing over alle relevante voorgaande jaren in mindering gebracht dan wel opgeteld bij de toegerekende arbeidsongeschiktheidslasten van de desbetreffende werkgever. Toerekening vindt, conform het kasbasissysteem, plaats aan het jaar waarin de aanpassing is doorgevoerd. Een werkgever ziet dit dus vanwege de systematiek van premiedifferentiatie pas na twee jaren terug in zijn gedifferentieerde premie. (…)
Deze systematiek sluit volledig aan bij het kasbasissysteem. De feitelijk uitbetaalde uitkeringslast wordt in het jaar dat deze is uitgekeerd ten laste gebracht van de arbeidsongeschiktheidslast van de werkgever.
(...)
Bepalend voor de hoogte van het werkgeversrisicopercentage zijn dus de uitkeringslasten in jaar t-2. Het individuele werkgeversrisicopercentage wordt voor het premiejaar door de uitvoeringsinstellingen vastgesteld aan het eind van jaar t-1. (...)”
In de NvT bij het Besluit premiedifferentiatie WAO is in de artikelsgewijze toelichting betreffende artikel 6, voor zover van belang, het volgende vermeld, Stb. 1997, 338, p. 44:
“Intrekking of herziening arbeidsongeschiktheidsuitkering
(…) dat indien achteraf blijkt dat ten onrechte een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend (…), voor grote werkgevers, het bedrag van de te veel betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verrekend met de aan hem toe te rekenen arbeidsongeschiktheidslasten in enig jaar. De verrekening vindt plaats met betrekking tot arbeidsongeschiktheidslasten in het kalenderjaar waarin is vastgesteld, dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering ten onrechte (…) is vastgesteld.”
Het Besluit van 9 juli 2007 tot wijziging van het Besluit Wfsv, Stb. 2007, 279 (hierna: het Wijzigingsbesluit), is aangaande artikel 2.11 als volgt toegelicht (Stb. 2007, 279, p. 16):
“In artikel 2.11 zijn voorschriften opgenomen over de bepaling van de opslag of de korting bij regres en premievermindering. Op grond van het eerste lid wordt bij intrekking of vermindering van de uitkering het totaalbedrag van de uitkeringen in het jaar van de intrekking of vermindering verminderd met het bedrag van de te veel betaalde uitkering voor de bepaling van het individuele werkgeversrisicopercentage.”
Bij het Wijzigingsbesluit is omtrent de premiedifferentiatie WGA de volgende toelichting gegeven (Stb. 2007, 279, p. 10):
“De systematiek van de premiedifferentiatie WGA is in hoge mate gebaseerd op die van de WAO.”