In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. van Kooten, heeft het hof verzocht om een uitspraak in verband met de opbrengst van een 45-km wagen en de afschriften van de spaarrekening van de erflater. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin het hof de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], had opgedragen om bepaalde bescheiden in het geding te brengen. De appellant heeft betwist dat de geïntimeerden geen informatie hebben over de 45-km wagen en heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat deze wagen op naam van de erflater stond ten tijde van zijn overlijden op 11 september 2014.
Het hof heeft vastgesteld dat de informatie uit het RDW-kentekenregister twijfels oproept over de juistheid van de door de geïntimeerden verstrekte informatie. De geïntimeerden hebben nog niet kunnen reageren op de laatste productie van de appellant. Tevens is er een complicatie ontstaan door het overlijden van [geïntimeerde 2], wat de procedure beïnvloedt. Het hof heeft overwogen dat de procedure niet geschorst is en dat de zaak voortgezet moet worden op naam van de oorspronkelijke procespartij.
In de uitspraak heeft het hof de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van de geïntimeerden, met het doel om hen in de gelegenheid te stellen te reageren op de laatste productie van de appellant. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uiteindelijke uitspraak over de kwestie van de 45-km wagen en de spaarrekening nog niet is gedaan.