Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
“Intrekking hoger beroep BK-SHE 19/00619 t/m 19/00627, Zitting van 7 mei 2020 behoeft geen doorgang te vinden”en de volgende inhoud:
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
- van belanghebbende dat hij, in de onderhavige jaren, de enige gemachtigde van de [partij B] -rekening was, dat er maar één bankpasje was, dat dat pasje in zijn bezit was (onder 2.5) en dat hij dit pasje na zijn gedwongen aftreden heeft vernietigd (onder 2.2).
- van [G] dat de partij geen weet had van de (gelden op de) [partij B] -rekening en daar ook nooit over heeft beschikt en dat deze rekening niet in de jaarstukken van de partij en diens voorgangers is opgenomen (onder 2.6).
- van belanghebbende dat de een deel van de stortingen verband hielden met de advocaatkosten die hij heeft moeten betalen n.a.v. de ‘taxiritten affaire’ (onder 2.8), ongeacht dat bij de overboekingen sprake was van de tekst “donatie”, “bijdrage campagne” of “factuur” in de omschrijving (onder 2.3).
- van belanghebbende dat de storting van € 5.000 op de en-/of-rekening van belanghebbende en diens partner verband hield met de bemiddelingsdiensten van belanghebbende bij aankoop van kunst door de [N] Foundation, ongeacht dat bij de overboeking sprake was van de tekst “donatie” in de omschrijving (onder 2.9).
- van belanghebbende dat hij in privé geen geld wilde ontvangen, omdat dit fiscaal gezien als inkomen van belanghebbende zou worden beschouwd (onder 2.8).
- van belanghebbende dat hij bewust contanten heeft gepind, waardoor niet de indruk werd gewekt dat hij de gelden op de [partij B] -rekening voor privédoeleinden gebruikte (onder 2.8).
- van belanghebbende dat hij voor het laatst tijdens de verkiezingscampagne van 2010 kosten heeft gemaakt en actief donateurs heeft benaderd (onder 2.5).
- van belanghebbende dat de pinopnamen en -betalingen in het buitenland voor privédoeleinden waren (onder 2.5).
- van belanghebbende dat de betalingen aan het reisbureau voor privédoeleinden waren (onder 2.5).
5.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen de boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van de inspecteur inzake de boetebeschikkingen;
- vermindert de boetebeschikking voor 2010 tot een bedrag van € 5.486;
- vermindert de boetebeschikking voor 2011 tot een bedrag van € 2.430;
- vermindert de boetebeschikking voor 2012 tot een bedrag van € 1.242;
- vermindert de boetebeschikking voor 2013 tot een bedrag van € 4.603;
- vermindert de boetebeschikking voor 2014 tot een bedrag van € 573;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 787,50;
- bepaalt dat de inspecteur de kosten van het geding betaalt aan de rechtsbijstandverlener.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
www.hogeraad.nl).