Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Winterdream Investments B.V.,
[appellant],
[appellanten] .en ieder afzonderlijk aan te duiden als:
Winterdreamen
[appellant],
[geïntimeerde],
5.Het verdere verloop van de procedure
6.De beoordeling
“MAATSCHAPSCONTRACT (…)”(hierna: maatschapsovereenkomst) ondertekend.
, dan wel de maten Winterdream en [Beheer B.V.] , zullen na ondertekening van deze overeenkomst voldoen aan [geïntimeerde] een bedrag van EUR 50.000 exclusief BTW, een en ander conform de hieronder genoemde voorwaarden. Hierbij wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de per 30 juni 2016 nog openstaande schuld van [geïntimeerde] aan Winterdream (...) reeds is verrekend met de koopsom ad EUR 50.000. Winterdream heeft ook in dit verband met andere woorden niets meer van [geïntimeerde] te vorderen. (…)”.
“uiterlijk op 31 maart 2017”aan [geïntimeerde] moet zijn betaald.
primair[geïntimeerde] te veroordelen om aan Winterdream te voldoen een bedrag groot € 110.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en
subsidiair[geïntimeerde] te veroordelen om aan Winterdream de door haar geleden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Verder hebben zij, voor het geval daar gelet op de uitslag van het hoger beroep aan wordt toegekomen, gevorderd de door [geïntimeerde] gelegde beslagen op te heffen, althans [geïntimeerde] te veroordelen om deze beslagen op te (doen) heffen, op straffe van een dwangsom. Ook hebben zij, voor het geval het hof mocht oordelen dat reeds in de periode 2013 tot 2015 tussen partijen een maatschap heeft bestaan en effectief is geweest, gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen om i) met Winterdream in overleg te treden over het opzetten van een administratie op basis van deze eerdere maatschap, ii) daartoe alle gegevens te verstrekken en alle medewerking te verlenen en iii) met Winterdream tot een afwikkeling van deze eerdere maatschap te komen. Een en ander op straffe van een dwangsom. Verder hebben zij, voor het geval daar gelet op de uitslag van het hoger beroep aan wordt toegekomen, gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen zij ter voldoening van het eindvonnis en herstelvonnis aan [geïntimeerde] hebben voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente. Een en andere met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
grief 1klagen [appellanten] over de in het eindvonnis onder 3.1 weergegeven feiten. Meer in het bijzonder klagen zij over de overweging van de kantonrechter, inhoudende dat partijen reeds in 2013 een maatschap hebben opgericht ten behoeve van een samenwerking en dat de in 2016 aangegane maatschap een voortzetting van deze eerdere maatschap betreft.
grieven 2 tot en met 5hebben betrekking op de afwikkeling van de maatschap.
grief 2stellen [appellanten] zich
primairop het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte de grondslag van de inleidende dagvaarding en/of de ingestelde vordering heeft verlaten, althans ten onrechte de vordering heeft geherformuleerd en/of buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door [appellanten] te veroordelen tot betaling van
Subsidiairstellen [appellanten] zich op het standpunt dat sprake is van strijd met de goede procesorde en dat er geen ‘fair trial’ heeft plaatsgevonden in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
primairedeel van deze grief.
subsidiairedeel van deze grief faalt dan ook.
grief 3komen [appellanten] op tegen de verwerping door de kantonrechter van hun verweer tegen de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 15.000,00 op grond van de vaststellingsovereenkomst.
grief 5stellen [appellanten] deze tegenvordering aan de orde.
“inzake [geïntimeerde] ”, maar hieruit volgt niet dat deze onterechte boeking het gevolg is van handelen en/of nalaten van [geïntimeerde] .
“geen aanleiding”ziet om [geïntimeerde]
“te veroordelen in de
heeft immers het recht een
“in de toestand verkeert te hebben opgehouden te betalen. Dat deze procedure als drukmiddel wordt gebruikt om een crediteur te bewegen tot betaling van de vordering over te gaan, is op zichzelf legitiem. Dit wordt eerst anders indien een crediteur zich schuldig maakt aan misbruik van recht. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank echter in dit geval onvoldoende gebleken.”
grief 4stellen [appellanten] zich op het standpunt dat de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 15.000,00 alleen toewijsbaar is jegens Winterdream en niet jegens [appellant] .
“dan wel de maten Winterdream en [Beheer B.V.] ”aan [geïntimeerde] € 50.000,00 zullen voldoen ter afwikkeling van de maatschap. In artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat als de maatschap
“om welke reden dan ook niet (meer) aan haar verplichtingen kan voldoen”de bestuurders van Winterdream en [Beheer B.V.] garant staan
“voor betaling aan [geïntimeerde] ”van gemeld bedrag groot € 50.000,00.
“kan voldoen”aan haar verplichtingen.
“in de eerste 6 maanden van 2016 vooralsnog niet in staat is geweest”om te voldoen aan haar financiële verplichtingen jegens de maten en dat partijen en [Beheer B.V.]
“met elkaar in gesprek zijn gegaan om, zonder tussenkomst van advocaten en rechters, tot een zakelijke en professionele afwikkeling te komen van de maatschap”.Bezien in deze context ligt het in de rede dat partijen en [Beheer B.V.] met de garantstelling zekerheid wensten te bieden aan [geïntimeerde] voor betaling van het bedrag ad € 50.000,00 ter afwikkeling van de maatschap en dat zij discussie ingeval van niet-betaling hebben willen voorkomen. Dit blijkt naar het oordeel van het hof ook uit de bepaling dat de bestuurders garant staan voor het geval de maatschap
“om welke reden dan ook”niet (meer) aan haar verplichtingen kan voldoen.
grieven 6 en 7betreffen voorwaardelijke grieven.
grief 6vorderen [appellanten] , voor het geval daar gelet op de uitkomst van het hoger beroep aan wordt toegekomen, de door [geïntimeerde] gelegde beslagen op te heffen, althans [geïntimeerde] te veroordelen deze op te (doen) heffen, op straffe van een dwangsom.
grief 7vorderen [appellanten] , voor het geval het hof mocht oordelen dat reeds in de periode 2013 tot 2015 tussen partijen een maatschap heeft bestaan en effectief is geweest, [geïntimeerde] te veroordelen om i) met Winterdream in overleg te treden over het opzetten van een administratie op basis van deze eerdere maatschap, ii) daartoe alle gegevens te verstrekken en alle medewerking te verlenen en iii) met Winterdream tot een afwikkeling van deze eerdere maatschap te komen. Een en ander op straffe van een dwangsom.
grief 8vorderen [appellanten] [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen zij ter voldoening van het eindvonnis en herstelvonnis aan
“dat er geen winst is gemaakt”waardoor er ook geen recht is op een voorschot op de winst (management fee). Uit
“artikel 9 lid 4 van de maatschapsovereenkomst volgt dat de arbeidsbeloning wordt verminderd naar rato in het geval het bedrijfsresultaat lager is. Nu [geïntimeerde] niet heeft onderbouwd dat het bedrijfsresultaat van de maatschap zodanig was dat er recht was op een beloning”zal het gevorderde voorschot
“bij gebreke van een onderbouwing worden afgewezen.”
“om in rechte een hoger bedrag te vorderen dan het bedrag”ad € 50.000,00
“dat in deze vaststellingsovereenkomst bij wijze van compromis is overeengekomen.”
“ieder met ingang van 1 januari 2016 een voorschot op de winst van EUR 6.883,- per maand”ontvangen.
“Indien, en voor zover, bij de vaststelling van de jaarstukken mocht blijken dat het bedrijfsresultaat van de maatschap (…) lager is dan het totaalbedrag van de primaire arbeidsbeloningen waarop de maten in beginsel aanspraak hadden”de aanspraak van
“elke maat op een arbeidsbeloning naar rato worden verminderd.”
“in de eerste 6 maanden van 2016 vooralsnog niet in staat is geweest”om te voldoen aan haar financiële verplichtingen jegens de maten en dat partijen en [Beheer B.V.] juist in dat kader zijn gekomen tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst.