ECLI:NL:GHSHE:2022:3145

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
200.295.653_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van assurantietussenpersoon bij onderverzekering van rouwauto

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Het Postmortale Zorgteam en Assurantie- en Administratiekantoor [X] B.V. over de zorgplicht van de assurantietussenpersoon. Het Postmortale Zorgteam, dat sinds 2017 actief is in de overledenenzorg, heeft via de assurantietussenpersoon een verzekering afgesloten voor een rouwauto. Na een brand in de rouwauto, waarbij aanzienlijke schade is ontstaan, blijkt dat de verzekering niet voldoende dekking biedt voor de ombouwkosten van de rouwauto. Het Postmortale Zorgteam stelt dat de assurantietussenpersoon tekortgeschoten is in zijn zorgplicht door de ombouwkosten niet adequaat te verzekeren. De kantonrechter heeft de vorderingen van Het Postmortale Zorgteam afgewezen, waarna het Postmortale Zorgteam in hoger beroep is gegaan. Het hof overweegt dat de assurantietussenpersoon de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het hof concludeert dat er geen tekortkoming in de zorgplicht is vastgesteld, omdat niet is aangetoond dat de verzekerde som voor de ombouwkosten te laag was. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Het Postmortale Zorgteam af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.295.653/01
arrest van 13 september 2022
in de zaak van
[appellant], tevens handelend onder de naam
HPZ Helmond, voorheen handelend onder de naam
Het Postmortale Zorgteam,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als: Het Postmortale Zorgteam,
advocaat: mr. Th.S.A. Berkhout te Helmond,
tegen
Assurantie- en Administratiekantoor [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.J.A. Waverijn te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 21 september 2021

5 Het verdere verloop van de procedure

5.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 4 januari 2022;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties).
5.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

6.De vaststaande feiten

6.1.
Het Postmortale Zorgteam exploiteert sinds 3 april 2017 een bedrijf op het gebied van overledenenzorg.
6.2.
[geïntimeerde] exploiteert een bedrijf als bemiddelingskantoor in verzekeringen en hypotheken (assurantietussenpersoon).
6.3.
Het Postmortale Zorgteam heeft [geïntimeerde] om advies verzocht ten behoeve van de benodigde verzekeringen voor haar bedrijf. Op 1 juni 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen over het verzekeren van de bedrijfsmiddelen van Het Postmortale Zorgteam, waaronder over de verzekering van een door Het Postmortale Zorgteam tot uitvaartauto om te bouwen [merk auto] (hierna: de rouwauto). Via [geïntimeerde] is voor de rouwauto een verzekering afgesloten bij Allianz Nederland Schadeverzekering (hierna: Allianz). Op het aanvraagformulier is bij vraag 5 als catalogusprijs voor de rouwauto een bedrag van € 24.946,00 met de hand ingevuld. Bij het kopje accessoires is niets ingevuld (met de hand is een liggend streepje aangebracht) en bij het sterretje bij accessoires staat op het formulier voorgedrukt:
“Accessoires die niet in de standaardcatalogusprijs zijn opgenomen, zijn tot € 1.250,- gratis meeverzekerd. Hier alleen het meerdere vermelden.”
6.4.
Op 6 mei 2018 is de rouwauto uitgebrand.
6.5.
Dekra heeft in opdracht van Allianz een expertiserapport gedateerd op 24 mei 2018 ten aanzien van de schade aan de rouwauto uitgebracht (zie productie 6 bij inleidende dagvaarding). In dit rapport staat:
“Wij stelden – geheel vrijblijvend en behoudens goedkeuring door de betreffende assuradeur – de schade vast aan bovengenoemd object.”Daarin staat onder meer een post aan ombouwkosten voor de rouwauto van
€ 5.500,00.
6.6.
In het schaderapport van 16 augustus 2022 heeft Dekra onder meer opgenomen:
“Uw vraag van 08-08-2018 om aanvullend te rapporteren over de ombouw in de laadruimte kan ik als volgt beantwoorden.
De laadruimte van het voertuig is aangepast voor het vervoer van overledenen (in een lijkenkist). In hoeverre deze aanpassing onder de dekking van accessoires valt achten wij ter uwer beoordeling. Met deze aanpassing hebben wij in onze eerste rapportage geen rekening gehouden. Automatisch wordt in onze rapportage de tekst meegenomen: “incl. meeruitvoeringen en accessoires”. Dit heeft echter geen betrekking op de aanpassing in de laadruimte.
Geheel vrijblijvend en ter uwer beoordeling hebben wij de kosten van de ombouw alsnog opgenomen.
Schadevaststelling.
Vergoeding ombouwkosten Exc. BTW € 1250.00”.
6.7.
Allianz heeft de ombouwkosten van de rouwauto beschouwd als accessoires en daarvoor € 1.250,00 uitgekeerd aan Het Postmortale Zorgteam. Voor de overige door Dekra begrote ombouwkosten is dekking door Allianz afgewezen.

7.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

7.1.
Het Postmortale Zorgteam heeft een verklaring voor recht gevorderd dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar zorgplicht en betaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 4.250,00 (€ 5.500,00, zijnde het schadebedrag voor de ombouw van de rouwauto zoals vastgesteld door Dekra - € 1.250,00, zijnde het door Allianz uitgekeerde bedrag voor de ombouw van de rouwauto), vermeerderd met rente en kosten.
7.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en het Postmortale Zorgteam veroordeeld in de proceskosten.

8.De motivering van de beslissing in hoger beroep

De grief
8.1.
Het Postmortale Zorgteam is in hoger beroep gekomen met één grief waarmee het geschil in volle omvang aan het hof is voorgelegd. Het Postmortale Zorgteam stelt dat [geïntimeerde] te kort geschoten is in haar zorgplicht omdat de rouwauto onvoldoende verzekerd bleek te zijn voor wat betreft de ombouwkosten. Volgens Het Postmortale Zorgteam heeft [geïntimeerde] de rouwauto tijdens het gesprek op 1 juni 2017 bekeken en heeft Het Postmortale Zorgteam toegelicht en uitgelegd hoe de rouwauto was ingericht. [geïntimeerde] heeft volgens Het Postmortale Zorgteam verzuimd, naast de waarde van de auto zelf, de waarde van de inrichting van de rouwauto mee te verzekeren. De cataloguswaarde van het voertuig had verhoogd moeten worden met de kosten van inbouw/verbouw/accessoires. [geïntimeerde] heeft simpelweg een verkeerde keuze gemaakt. Er was wel een eigen vervoersverzekering op het kenteken afgesloten. Echter, deze is normaliter bedoeld om losse gereedschappen en dergelijke te verzekeren in bijvoorbeeld een bestelauto. De vaste inrichting van een rouwauto valt hier niet onder. [geïntimeerde] wist dit althans had dit behoren te weten. Als [geïntimeerde] niet wist hoe dit object verzekerd had moeten worden, had zij navraag moeten doen bij de
verzekeraar of had zij Het Postmortale Zorgteam moeten verwijzen naar een andere assurantietussenpersoon. [geïntimeerde] had moeten adviseren over een juiste verzekeringsoplossing. Nu Allianz niet over is gegaan tot betaling van de volledige ombouwkosten die volgens het rapport van Dekra € 5.500,00 bedragen, is [geïntimeerde] tekortgeschoten in haar zorgplicht, aldus Het Postmortale Zorgteam.
Zorgplicht assurantietussenpersoon
8.2.
Het hof stelt voorop dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat - kort gezegd - de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die de hem bekende feiten, naar hij als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon behoort te begrijpen, voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Daarbij gaat het om feiten die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. Bij dit laatste geldt dat indien de tussenpersoon niet over voldoende gegevens beschikt of niet ervan mag uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt volledig en juist zijn, hij daarnaar bij zijn cliënt dient te informeren. De precieze reikwijdte van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de opdrachtgever, voor zover die kenbaar zijn voor de assurantietussenpersoon. Van de assurantietussenpersoon mag verwacht worden, dat er een passende dekking wordt aangeboden en dat bijvoorbeeld gewaakt wordt tegen onderverzekering. De verplichting van de assurantietussenpersoon brengt met zich mee dat hij bij het afsluiten van een verzekering maar ook daarna verzekeringnemer moet wijzen op het gevaar van onderverzekering en in verband daarmee moet informeren of zich wijzigingen hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn op de verzekerde som. Een assurantietussenpersoon heeft de plicht om te adviseren bij het vinden van een passende
verzekering. Wat een passende verzekering is, hangt mede af van de wensen van de klant. Dat kunnen wensen zijn die deze heeft uitgesproken, maar ook aspecten waarvan de
tussenpersoon redelijkerwijs moet begrijpen dat die voor hem van belang zijn. Het is denkbaar dat een klant ergens niet om vraagt, mogelijk omdat hij niet weet dat het bestaat, terwijl het wel bestaat en voor hem veel gunstiger is. Dat kan meebrengen dat de tussenpersoon hem daarover spontaan moet adviseren. Of dat zo is, hangt ervan af hoeveel gunstiger het product is, of er ook nadelen aan verbonden zijn en ook in hoeverre het een gangbaar product is. Een tussenpersoon maakt geen fout als hij zijn klant wel een passende maar niet de allerbeste of allergoedkoopste polis adviseert (behalve als hij dat uitdrukkelijk had toegezegd). Van belang is wat een klant wil en wat een haalbare en reële verzekering is. Indien een opdrachtgever een vordering instelt tegen zijn assurantietussenpersoon tot vergoeding van schade en daaraan ten grondslag legt dat de schade het gevolg is van een schending van de zorgplicht door de assurantietussenpersoon, rusten stelplicht en bewijslast van de zorgplichtschending op de opdrachtgever.
De schade
8.3.
De allereerste vraag die hier ter beoordeling voorligt is of ten tijde van het invullen van het aanvraagformulier (volgens [geïntimeerde] heeft dit plaatsgevonden in april 2017 en volgens Het Postmortale Zorgteam op 1 juni 2017) bij [geïntimeerde] bekend was dat de ombouwkosten meer waarde hadden dan de vaste vergoeding van accessoires van € 1.250,00 en indien dat niet bekend was of [geïntimeerde] daar dan actief naar had moeten vragen bij Het Postmortale Zorgteam. Daarbij is relevant dat [appellant] ter comparitie in eerste aanleg (zie het proces-verbaal van 16 februari 2021) zelf heeft verklaard dat hij de ombouw zelf heeft gemaakt met behulp van een bevriende timmerman en dat de kosten relatief laag waren. De gebruikte materialen waren ongeveer € 2.500,00, daar kwamen de arbeidsuren bij, aldus de verklaring van [appellant] ter comparitie. Bij memorie van grieven heeft Het Postmortale Zorgteam bonnetjes in het geding gebracht van de door haar gestelde kosten voor de ombouw van de rouwauto. Als bijlage 3 bij memorie van grieven is overgelegd een factuur van [naam] Klusbedrijf & Glasbewassing, volgens Het Postmortale Zorgteam de timmerman die timmerwerkzaamheden heeft verricht aan de rouwauto. De factuur bedraagt
€ 605,00 inclusief btw en is gedateerd op 31 januari 2018. Als omschrijving staat vermeld: “rouwauto betimmeren”.
Als bijlage 4 zijn facturen en kassabonnen in het geding gebracht die volgens Het Postmortale Zorgteam zien op gebruikte materialen voor de werkzaamheden aan de rouwauto. Het hof stelt vast dat de eerste pagina van bijlage 4 onleesbaar is, zodat het hof hieraan voorbij gaat. De tweede pagina betreft een kassabon van [de B.V.] te Helmond met als datum 28 juni 2017 voor een bedrag van € 200,61 voor gordijnstoffen. De derde pagina betreft een contant bon van Automaterialen het Zuiden B.V. voor een bedrag van € 32,65, deze bon is gedateerd op 1 mei 2017 en ziet op “
DSL D-Tox en Schak Radiateurventilator”. De vierde pagina betreft een tweetal bonnen van Praxis voor diverse aankopen in mei 2017 van respectievelijk € 71,98 en € 138,28. De vijfde pagina betreft een bon van Kwantum voor € 1,05 uit mei 2017 en een bon van Praxis voor € 9,89 van mei 2017. De zesde pagina betreft twee onleesbare bonnen (de twee bovenaan) voor respectievelijk
€ 32,00 en € 30,00 beide gedateerd op 23 mei 2017. Het is onduidelijk van welke winkel deze bonnen zijn en wat er voor is gekocht. De twee bonnen onderaan deze pagina zien op dezelfde bedragen en zijn van Kwantum. Het hof gaat er van uit dat dit dus in totaal slechts twee bonnen betreft van Kwantum van 23 mei 2017 voor onder meer een tapijt, bloempotten en contactlijm. De zevende pagina betreft een factuur gedateerd op 23 mei 2017 van Cargo Service van totaal € 169,94 voor onder meer
“DNR 10 Hole Plate”en
“DNR Adjustable Bier Pin ½”. De achtste pagina betreft een bon van Action waarin twee bedragen zijn doorgestreept en een bedrag resteert dat slecht leesbaar is maar rond de € 3,00 bedraagt. De bon is van 26 mei 2017. De tweede bon is van Praxis van juni 2017 voor een bedrag van
€ 52,65. De negende pagina betreft een bon van Praxis van juni 2017 voor € 2,69 en een bon van Kwantum van 7 juni 2017 voor € 30,00. De tiende pagina betreft een bon van Kwantum voor € 21,00 van 7 juni 2017. De elfde pagina betreft een bon van Automaterialen het Zuiden B.V. voor € 144,89 en is van 9 juni 2017. De twaalfde pagina is een factuur van 12 juni 2017 voor een bedrag van € 3,03 van Autobedrijf het Zuiden B.V. De dertiende pagina lijkt drie bonnen te betreffen, de eerste bon is gedateerd op 12 juni 2017 voor een bedrag van € 23,93, onduidelijk van welke winkel, de tweede bon is van Kwantum en gedateerd op 27 juni 2017 voor een bedrag van € 20,50 en de derde bon is onleesbaar. De veertiende pagina betreft een bon van Praxis van 29 juni 2017 voor een bedrag van € 2,71. De laatste pagina, pagina vijftien, betreft een factuur van DNR Europe gedateerd op 29 januari 2018 voor een bedrag van € 1.451,84. Daarnaast stelt Het Postmortale Zorgteam arbeidsloon te zijn verschuldigd, maar hoeveel uren tegen welke uurloon is niet gesteld.
8.4.
Het hof overweegt als volgt. De bonnen zijn deels onleesbaar. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk waar de bonnen precies op zien en is dus onduidelijk of deze op de ombouwkosten van de rouwauto zien. Maar bovendien ziet een deel van de bonnen op uitgaven die plaats hebben gevonden na 1 juni 2017 en komt het totaal aan uitgaven voor 1 juni 2017 niet boven de € 1.250,00 uit. Aldus is niet onderbouwd dat bij het invullen van het aanvraagformulier van de verzekering duidelijk had moeten zijn voor [geïntimeerde] dat de ombouwkosten van de rouwauto de verzekerde accessoires van € 1.250,00 overstegen. Indien na het tot stand komen van de verzekering de totale kosten voor het ombouwen hoger zijn geworden door extra ombouwkosten, had het op de weg van Het Postmortale Zorgteam gelegen om [geïntimeerde] hierover te informeren. De twee hoogste facturen, zijnde de eerste en laatste factuur zoals hiervoor onder 8.3. opgesomd van € 605,00 en van € 1.451,84 zijn bovendien gedateerd op januari 2018. Dat is ruim na de totstandkoming van de verzekering en zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk waarop deze facturen zien en of deze facturen dus wel betrekking hebben op de ombouw van de rouwauto waarvan mag worden aangenomen dat deze lang voor januari 2018 al was omgebouwd. Zonder deze twee facturen overstijgt het totaal van alle bonnetjes en facturen de € 1.250,00 niet. Dat de gemaakte kosten niet boven de € 1.250,00 uitstijgen strookt ook met de verklaring ter comparitie in eerste aanleg van [appellant] dat de kosten voor het ombouwen van de rouwauto relatief laag waren (zie ook hiervoor onder 8.3.). Hier komt bij dat Het Postmortale Zorgteam haar stelling dat sprake is van schending van de zorgplicht doordat de ombouwkosten van de rouwauto voor een te laag bedrag verzekerd waren, onderbouwt met het expertiserapport van Dekra van 24 mei 2018 waarin nadrukkelijk is opgenomen dat deze schadevaststelling geheel vrijblijvend heeft plaatsgevonden en dat goedkeuring van de assuradeur is voorbehouden. Deze goedkeuring heeft niet plaatsgevonden. Dekra heeft op 16 augustus 2022 opnieuw gerapporteerd aan Allianz en heeft daarbij aangegeven dat de ombouwkosten van de rouwauto € 1.250,00 bedragen. Aldus gaat het hof aan het rapport van Dekra van 24 mei 2018 voorbij. De conclusie is dat niet is gebleken dat de verzekerde som voor de ombouwkosten van de rouwauto te laag was, zodat er ook geen sprake is van een tekortkoming in de zorgplicht van [geïntimeerde] . De gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde schadevergoeding zijn dan ook terecht afgewezen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen.
Het bewijsaanbod
8.5.
Het bewijsaanbod van Het Postmortale Zorgteam wordt gepasseerd omdat dit niet is toegesneden op een of meer stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
Slotsom
8.6.
De grief faalt, het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Het Postmortale Zorgteam in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 772,00
- salaris advocaat € 1.574,00 (2 punt x tarief I € 787,00).
8.7.
[appellant] heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten met nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

9.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
9.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Oost-Brabant, locatie Eindhoven, van 9 juli 2020;
9.2.
veroordeelt Het Postmortale Zorgteam in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 772,00 voor verschotten en op
€ 1.574,00 voor salaris;
9.3.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
9.4.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, H.K.N. Vos en Ph.A.J. Raaijmaakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 september 2022.
griffier rolraadsheer