ECLI:NL:GHSHE:2024:2662

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
200.337.776_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer in een strafzaak met niet-ontvankelijkheid van het verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. De verzoeker had op 22 december 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen de voorzitter van de behandelend strafkamer, mr. M.L.P. van Cruchten. De wrakingskamer heeft het verzoek op 7 februari 2024 behandeld en geoordeeld dat het verzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat er geen concrete feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Bovendien was het verzoek te laat ingediend, aangezien de wrakingsprocedure al was beëindigd met de uitspraak van de wrakingskamer. De verzoeker had eerder al een wrakingsverbod opgelegd gekregen, wat ook een reden was voor de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De wrakingskamer heeft besloten dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 20 december 2023. De beslissing is op 18 maart 2024 gegeven en op 28 maart 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
zaaknummer:
20-002429-18
registratienummer:
200.337.776/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
in de zaak met registratienummer 200.337.776/01 betreffende:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Tunesië) op [geboortedatum 1] 1960, terwijl de verzoeker stelt te zijn genaamd:
[naam]
geboren te [geboorteplaats 2] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedatum 2] 1976, thans verblijvende in Detentiecentrum [detentiecentrum] .

1.Het procesverloop

1.1
Op 29 november 2023 en 20 december 2023 heeft de meervoudige kamer van dit gerechtshof de strafzaak tegen de verzoeker behandeld. Dit betroffen telkens behandelingen die het karakter droegen van een regiezitting.
1.2
Na de schorsing van de terechtzitting in hoger beroep op 20 december 2023, heeft de verzoeker een op 22 december 2023 gedateerd schriftelijk verzoek ingediend dat op 29 december 2023 ter griffie is ontvangen, Het verzoek strekt tot wraking van de voorzitter van de behandelend strafkamer, mr. M.L.P. van Cruchten.
1.3
Verzoeker is door het secretariaat van de wrakingskamer bericht dat zijn verzoek geen feiten en/of omstandigheden bevat als bedoeld in artikel I lid 4 van het Wrakingsprotocol, zodat verzoeker tot 22 januari 2024 de gelegenheid heeft gekregen om dit verzuim te herstellen c.q. het verzoek aan te vullen.
1.4
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek, zonder voorafgaande zitting, behandeld in raadkamer op 7 februari 2024 en heeft geoordeeld dat het verzoek niet in behandeling zal worden genomen, nu er aan dat verzoek geen concrete feiten en omstandigheden ten grondslag zijn gelegd die zouden kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij dit hoger beroep schade zou kunnen lijden of daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. De wrakingskamer heeft ten overvloede overwogen dat bij beslissing van de wrakingskamer van I april 2021 (wrakingsnummer 200.291.083/01) op een wrakingsverzoek van verzoeker in de strafzaak is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen (artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering).
1.5
De wrakingskamer heeft beslist dat het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van de behandeling ter
terechtzitting op 20 december 2023 en heeft het wrakingsverbod gehandhaafd. Daarbij heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het de strafkamer vrijstaat een eventueel volgend wrakingsverzoek te negeren.
1.6
Op 10 februari 2024 heeft de verzoeker schriftelijk te kennen gegeven dat hij de wrakingskamer wenst te wraken. Voornoemd schrijven is op 14 februari 2024 ter griffie ontvangen.
1.7
In een (Engelstalig) schrijven van 29 februari 2024 heeft de verzoeker zijn wrakingsgronden opgegeven die ten grondslag liggen aan zijn wrakingsverzoek, strekkende tot wraking van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. J.W. van Rijkom,
C.N.M. Antens en S.V. Pelsser
(hierna: de raadsheren).
1.8
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek heden, op 18 maart 2024, zonder een voorafgaande zitting behandeld in raadkamer. De wrakingskamer heeft bepaald dat als volgt zal worden beslist op het wrakingsverzoek.

2.Het standpunt van de verzoeker

2.1
De verzoeker stelt dat de wrakingskamer er geen of onvoldoende acht op heeft geslagen dat het strafproces tegen de verzoeker strijdig is met artikel 6 van het EVRM om de redenen zoals genoemd in het schrijven van 29 februari 2024 (kort gezegd inhoudende een herhaling van de gronden zoals vermeld in het wrakingsverzoek van 22 december 2023).

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan worden ingediend voorafgaande aan de uitspraak (vgl. HR 13 april 2010, ECLl:NL:HR:2010:BJ9926).
3.2
Zoals hiervoor weergegeven heeft de wrakingskamer op 7 februari 2024 uitspraak gedaan. Met de beslissing op het wrakingsverzoek is de behandeling van de betreffende wrakingsprocedure geëindigd en is er geen sprake meer van een "rechter die de zaak behandelt". De indiening van het wrakingsverzoek is dus te laat.
3.3
Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.4
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat ten aanzien van de verzoeker een wrakingsverbod is uitgesproken. Dit verbod is blijkens de beslissing van I april 2021 van kracht en is laatstelijk bij beslissing van 7 februari 2024 gehandhaafd. Het vorenstaande brengt met zich dat het verzoek (ook) om die reden niet-ontvankelijk is (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).
3.5
Meer ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat uit onderhavig wrakingsverzoek geen feit noch omstandigheid valt af te leiden waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de raadsheren schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Om die reden kan het wrakingsverzoek evenmin worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Daarenboven geldt te meer dat in het licht van het gegeven dat
ingevolge artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de wrakingskamer en in dat licht bezien een wrakingsverzoek niet als zodanig te kwalificeren valt indien het - zoals in onderhavige geval - in de kern neerkomt op een verkapt (non-existent) rechtsmiddel.

4.De beslissing

Het hof, de wrakingskamer:
verklaart het verzoek tot wraking van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. J.W. van Rijkom, C.N.M. Antens en S.V. Pelsser, niet-ontvankelijk;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoeker, de wrakingskamer bestaande uit mrs. J.W. van Rijkom, C.N.M. Antens en S.V. Pelsser, de voorzitter van de behandelend strafkamer, mr. M.L.P. van Cruchten, alsmede aan het Openbaar Ministerie.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch op 18 maart 2024 door mr. J. Platschorre, voorzitter, mr. E.H. Schulten en mr. A.M. Bossink, leden, bijgestaan door mr. S. van den Akker, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024.