Uitspraak
datum beslissing 23 mei 2024
van Huijgevoort (hierna: mr. Van Huijgevoort), raadsheren in het gerechtshof te
’s-Hertogenbosch, team belastingrecht.
1.1. Het procesverloop
2.Het standpunt van verzoekster
3.De beoordeling
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in belastingzaken brengt met zich dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. Wraking is immers geen verkapt rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen. De wrakingskamer komt (ook) daarom geen oordeel toe over de juistheid van de beslissing van de rechtbank. Dat oordeel is voorbehouden aan de raadsheren die belast zijn met de behandeling van de hoofdzaak.
3.5. De wrakingskamer stelt vast dat in het wrakingsverzoek slechts in algemene zin wordt verwezen naar de cultuur bij de Belastingdienst, maar dat in het verzoek op geen enkele wijze ten aanzien van mr. Kromhout en mr. Van Huijgevoort een concreet feit wordt aangevoerd op grond waarvan hun rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, behoudens dat zij, voorafgaand aan hun benoeming als raadsheer in het verleden hebben gewerkt bij de Belastingdienst. Die enkele omstandigheid is onvoldoende om de vrees voor (schijn van) rechterlijke partijdigheid objectief te rechtvaardigen of voor objectief gerechtvaardigde twijfel aan de rechterlijke onpartijdigheid van mr. Kromhout en mr. Van Huijgevoort. De omstandigheid dat mr. Kromhout en mr. Van Huijgevoort in die hoedanigheid een bijzondere geheimhoudingsplicht als ambtenaar hadden, maakt dit niet anders, nu niet valt in te zien hoe deze geheimhoudingsplicht artikel 6 lid 1 EVRM raakt.