ECLI:NL:GHSHE:2024:2808

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
22/1652
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde woning en klachten over taxatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant over de WOZ-waarde van een vrijstaande bungalow in Oirschot. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 491.000 per 1 januari 2020, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 4 juli 2024 werd de waarde opnieuw ter discussie gesteld, waarbij de belanghebbende concludeerde tot een waarde van € 425.000. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde voldoende had onderbouwd met een herziene waardematrix en dat de klachten van de belanghebbende over de taxatie niet konden leiden tot een ander oordeel. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, en het griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/1652
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank OostBrabant (hierna: de rechtbank) van 25 augustus 2022, nummer SHE 21/1898, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot,
hierna: de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021 bekendgemaakt.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] en [taxateur] (taxateur).
1.6.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een vrijstaande bungalow uit 1974. De woning heeft een inhoud van 658 m³ en een aangebouwde berging van 35 m³. Omgerekend naar gebruiksoppervlak komt dit neer op een woning van 217 m² en berging van 14 m². Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 559 m².
2.2.
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op € 491.000.
2.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. In het bezwaarschrift verzoekt belanghebbende om toezending van het taxatieverslag, de grondstaffel en de gehanteerde cijfers en correcties voor kwaliteit, onderhoud, ligging et cetera (hierna: de KOUDVL-factoren).
2.4.
In de bezwaarfase is het taxatieverslag verstrekt. Daarop staan de KOUDVL-factoren alsmede de grondstaffel van de woning en van de gehanteerde vergelijkingsobjecten en de transactiedata, de verkoopprijzen en WOZ-waarden van de vergelijkingspanden.
2.5.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.
2.6.
Op de zitting van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar een herziene waardematrix overgelegd, die op 9 augustus 2022 is opgesteld door de taxateur. De taxateur heeft de onroerende zaak getaxeerd op € 496.246 en heeft drie vergelijksobjecten gebruikt ter onderbouwing van die waarde:
[adres 2] in [woonplaats] , op 27 augustus 2019 verkocht voor € 450.000
[adres 3] in [gemeente] , op 10 januari 2021 verkocht voor € 595.000
[adres 4] in [woonplaats] , op 23 mei 2020 verkocht voor € 445.000

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de waarde van de onroerende zaak tot € 425.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
De waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. [1] Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding voor verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn besteed.
4.2.
De hiervoor bedoelde waarde voor woningen wordt bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. [2]
4.3.
De bewijslast met betrekking tot deze waarde rust op de heffingsambtenaar. Bij de beoordeling van de vraag of de heffingsambtenaar aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, dient ook rekening te worden gehouden met wat belanghebbende heeft aangevoerd. [3]
4.4.
De heffingsambtenaar heeft de door hem beschikte waarde onderbouwd met een (herziene) waardematrix, zie onder 2.6. Het staat de heffingsambtenaar vrij om in elke fase van de procedure, de door hem beschikte waarde nader te onderbouwen en daarbij uit te gaan van andere vergelijkingsobjecten, tenzij hij daarmee in strijd met de goede procesorde komt.
4.5.
Belanghebbende klaagt in hoger beroep dat de inhoud van de vergelijkingsobjecten niet juist is. Daarbij heeft belanghebbende voor de inhoud van de vergelijkingsobjecten verwezen naar verkoopinformatie van de makelaar die hij eerder in de procedure heeft overgelegd. Dit standpunt kan hem niet baten aangezien in de herziene waardematrix niet langer wordt uitgegaan van de inhoud van de vergelijkingsobjecten, maar van de oppervlaktes ervan. Belanghebbende heeft er ter zitting op gewezen dat in deze herziene waardematrix met betrekking tot de woningen inderdaad een oppervlaktemaat wordt gehanteerd, maar dat voor de bijgebouwen nog steeds met kubieke meters wordt gerekend. Daarmee is de matrix volgens belanghebbende niet bruikbaar. Naar het oordeel van het hof kan deze stelling belanghebbende evenmin baten. Belanghebbende heeft de juistheid van de oppervlakte van de woningen en de inhoud van de bijgebouwen in de herziene matrix niet betwist. Daarnaast is het hof ook overigens niet gebleken van een onjuiste bepaling van de waarde van de onroerende zaak op basis van deze herziene matrix.
4.6.
Daarnaast klaagt belanghebbende in hoger beroep onder verwijzing naar het zogenoemde black box-arrest van de Hoge Raad [4] dat de heffingsambtenaar niet de zogenoemde iWOZ-kaarten heeft overgelegd met daarop de objectkenmerken van de vergelijkingsobjecten. Het hof volgt belanghebbende hierin niet en verwijst daarbij naar r.o. 11 van de uitspraak van de rechtbank die het hof onderschrijft en overneemt. Het ligt daarnaast op de weg van belanghebbende om de door de heffingsambtenaar aangevoerde feiten en omstandigheden gemotiveerd te bestrijden; pas als daarvan sprake is wordt beoordeeld of de heffingsambtenaar de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt. [5] Het beroep van belanghebbende op het zogenoemde black box-arrest gaat in dit geval niet op, omdat ten aanzien van de herziene waardematrix geen sprake is van een bij een geautomatiseerd proces gemaakte keuzes en daarbij gebruikte gegevens en aannames. Belanghebbende heeft in dit kader ook een beroep gedaan op rechtsoverweging 3.2.4 van het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023. [6] Dat kan hem echter ook niet baten, reeds omdat in dit geval geen sprake is van een verzoek tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen (zie onder 2.3 en 2.4).
4.7.
Al wat belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Tussenconclusie
4.8.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.9.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.10.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door M.J.C. Pieterse, voorzitter, T.A. Gladpootjes en E.P.A. Brakeboer, in tegenwoordigheid van A.S. van Middelkoop, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
De griffier, De voorzitter,
A.S. van Middelkoop M.J.C. Pieterse
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 17, lid 2, Wet WOZ.
2.Artikel 4, lid 1, letter a, Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken.
3.Hoge Raad 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300, r.o. 3.3.
4.Hoge Raad 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1316.
5.Vergelijk Hoge Raad 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:571.