3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] heeft een eenmanszaak gehad, [eenmanszaak] genaamd. In het uittreksel van het Handelsregister staat dat deze eenmanszaak op 6 mei 2022 is gestart met als activiteiten: adviseren op het gebied van energiebesparingen. [appellant] heeft voor dit werk drie zzp-ers ingeschakeld. In 2023 heeft hij nog vier weken dit werk alleen gedaan. Daarna heeft hij enige tijd niet meer gewerkt en geen inkomen gehad.
[verweerster] is gespecialiseerd in het verzorgen van beveiliging en bewaking voor haar opdrachtgevers. De bestuurder van [verweerster] is eveneens bestuurder van [verweerster] B.V. De gediplomeerde beveiligers werken voor [verweerster] en de niet-gediplomeerden voor Facility. De gediplomeerde beveiligers van [verweerster] werken zowel in loondienst als als zzp-er.
Op 19 juli 2023 is er een overeenkomst gesloten tussen [eenmanszaak] en [verweerster] met als titel ‘Samenwerkingsovereenkomst Uitbesteding van Werkzaamheden’ (hierna: de overeenkomst). De belangrijkste artikelen van de overeenkomst luiden:
‘(…)2. Onderwerp van de overeenkomst
2.1: Partijen zullen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst ten behoeve van de diensten op het gebied van alle voorkomende beveiligings-werkzaamheden hierna te noemen: "de Diensten" uitvoeren. Ten behoeve van opdrachtgevers van [verweerster] BV dan wel van de opdrachtnemer.(…)
3. Duur, verlenging en beëindiging van de overeenkomst
3.1: Deze overeenkomst treedt in werking op 27-03-2023 en duurt voort tot 01 januari van enig jaar. Deze overeenkomst wordt vervolgens telkenmale verlengd voor de periode van een kalenderjaar, tenzij een der Partijen deze overeenkomst minimaal 3 maanden voor de expiratiedatum schriftelijk opzegt. (…)
3.4: Partijen zijn gerechtigd deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen indien de wederpartij ernstig toerekenbaar tekortschiet, mits de tussentijdse beëindiging is voorafgegaan door een schriftelijke ingebrekestelling(…)
4. Tarieven en facturatie
4.1: Voor de levering van diensten zijn beide partijen gerechtigd de tussen de partijen overeengekomen tarieven in rekening te brengen.
4.2: Voor deze samenwerking, wordt het tarief per opdracht bepaald en objecten van de Oekraïense opvang te [plaats] op € 28,00 voor op alle dagen uit te voeren diensten als toezichthouder. Feestdagen is 50% toeslag op de daarvoor geldende uren. Alle tarieven zijn exclusief BTW en geldig tot en met de laatste loonperiode van enig kalenderjaar.(…)
5. Werkwijze en kwaliteit
5.1: Partijen garanderen gedurende de duur van de deze overeenkomst te beschikken over de wettelijke vereiste vergunningen voor het verrichten van werkzaamheden als beveiligingsorganisatie in het kader van de Wet op de Particuliere beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus, dan wel uit laat voeren door derden die in het bezit zijn van de wettelijk vereiste vergunning voor het verrichten
van werkzaamheden als beveiligingsorganisatie in het kader van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Intrekking van deze vergunning levert een toerekenbare tekortkoming op aan beide zijde op basis waarvan beide Partijen gerechtigd zijn deze overeenkomst te beëindigen zonder dat een nadere ingebrekestelling is vereist.
5.2: Partijen staan ervoor in dat de kwaliteit van de door haar te verlenen diensten voldoen aan de door iedere gestelde partij bekende kwaliteitsnormen, welke worden omschreven in de bijlage.
5.3: De daadwerkelijke uitvoering van de diensten door de medewerkers van beide Partijen dan wel ingeschakelde derden geschiedt aan de hand van specifieke schriftelijke objectinstructies.(…)Deze objectinstructies worden opgesteld door beide Partijen gezamenlijk.(…)
5.4: De medewerkers van beide Partijen, dan wel ingeschakelde derden, voeren de diensten uit in een door ieder der Partijen dan wel ingeschakelde derden ter beschikking gesteld uniform dat is goedgekeurd door het Ministerie van Justitie.
5.5: Opdrachtnemer is niet gerechtigd voor de uitvoering van de diensten derden in te schakelen als onderaannemer tenzij vooraf anders is overeen gekomen.(…)
7. Concurrentie
7.1: Partijen hanteren gedurende de looptijd van deze overeenkomst alsmede gedurende één jaar na beëindiging van deze overeenkomst A gentlemen's agreement waarin door partijen geen acties zullen worden ondernomen om de bij elkaar ondergebrachte opdracht(en) zelf te verwerven.(…)
8. Aansprakelijkheid
8.1: Indien één der Partijen aansprakelijk mocht zijn, dan is deze aansprakelijkheid beperkt tot hetgeen in deze bepaling is geregeld.
8.2: Opdrachtnemer is in geen geval aansprakelijk voor de gevolgen van de onjuistheid van de door of namens Opdrachtgever verstrekte gegevens. Opdrachtnemer is evenmin aansprakelijk voor onjuistheden of onvolledigheden die zijn ontstaan bij het doorgeven of toezenden van gegevens, vertragingen of fouten in de transmissie van gegevens, communicatiestoornissen, problemen bij het bereiken van de door Opdrachtgever opgegeven personen, (de gevolgen van) computer-, semafoon-, telefoon- of telefaxstoringen, programmeringsfouten, storingen of verbrekingen van een lijn- en/of internetverbinding, waar dan ook door veroorzaakt.
8.3: Indien één der partijen aansprakelijk is voor directe schade, dan is die aansprakelijkheid beperkt tot maximaal tweemaal het declaratiebedrag, althans dat gedeelte van de opdracht waarop de aansprakelijkheid betrekking heeft. Voorts is de aansprakelijkheid beperkt tot maximaal het bedrag dat door de verzekeringsmaatschappij van Opdrachtnemer wordt uitgekeerd.
8.4: Voor schade die het gevolg is van de omstandigheid dat sleutels, die in het kader van de uitvoering van de overeenkomst aan één der partijen zijn toevertrouwd, door de andere Partij zijn kwijt geraakt, is de aansprakelijkheid beperkt tot een bedrag van € 2.500,00 per gebeurtenis, met een maximum van € 10.000,00 per opdrachtgever van één der Partijen per jaar.(…)
8.6: Partijen zullen ervoor zorgdragen dat zij gedurende de looptijd van deze overeenkomst op adequate wijze zijn verzekerd tegen aansprakelijkheid uit bedrijfsuitoefening. Partijen zullen op verzoek van één der Partijen informatie verstrekken over zijn bedrijfsaansprakelijkheids-verzekering.(…)
10.4: Partijen wensen vast te leggen dat hun relatie op grond van deze overeenkomst het karakter kent van een overeenkomst van opdracht en nadrukkelijk niet dient te worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Partijen erkennen nadrukkelijk dat zij aan meerdere opdrachtgevers diensten levert, anders dan een onderneming die onderdeel uitmaakt van genoemde partijen.(…)’
Vanaf 29 juli 2023 tot en met 11 januari 2024 heeft [appellant] beveiligingswerkzaamheden uitgevoerd, waarbij hij de verrichte werkzaamheden, op basis van een maandelijkse declaratie (inclusief 21% BTW), factureerde aan [verweerster] .
Op 10 januari 2024 heeft [verweerster] (onder meer) aan [appellant] meegedeeld de overeenkomst per 29 januari 2024 te beëindigen.
Op 11 januari 2024 heeft [verweerster] aan [appellant] (onder meer) meegedeeld dat zij de overeenkomst per direct opzegt.
De procedure in eerste aanleg
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [appellant] , na wijziging van zijn verzoek, verzocht [verweerster] te veroordelen (voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad):
I. tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 1.521,60;
II. tot betaling van het achterstallig loon ter hoogte van € 22.331,34, bestaande uit vergoeding voor niet genoten vakantiedagen, vakantietoeslag, toeslagen op grond van de CAO en betaling van het loon van januari 2024;
III. tot betaling van de wettelijke verhoging van 50%, waardoor [verweerster] gehouden is tot betaling van een bedrag ter hoogte van € 11.165,67;
IV. in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde en vergoeding van het griffierecht daaronder begrepen.
3.2.2.Aan dit verzoek heeft hij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat partijen een arbeidsovereenkomst met elkaar zijn aangegaan en dat [verweerster] gehouden is de CAO-bepalingen jegens [appellant] na te komen.
3.2.3.[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.3.In de bestreden beschikking van 8 augustus 2025 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de overeenkomst die partijen waren aangegaan, geen arbeidsovereenkomst is. Het verzoek van [appellant] is afgewezen en hij is in de proceskosten van [verweerster] veroordeeld.
De grieven in het hoger beroep
3.4.1.[appellant] heeft in hoger beroep 11 grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen beschikking en tot het alsnog toewijzen van zijn verzoeken met veroordeling van [verweerster] in de kosten van beide instanties.
3.4.2.[verweerster] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking en verzocht om [appellant] in de kosten van beide instanties te veroordelen.
Kern van het geschil en maatstaf
3.5.1.Partijen strijden over de vraag of hun rechtsverhouding moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Artikel 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, moet door uitleg aan de hand van de Haviltexmaatstaf worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen (HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746). Het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding bij beantwoording van de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, hangt mede af van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht. 3.5.2.Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest (HR 23 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443) een aantal (niet limitatieve) gezichtspunten geformuleerd die bij de beoordeling van belang zijn. Tussen die omstandigheden geldt geen rangorde (HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319). 3.5.3.In de bestreden beschikking is de kantonrechter aan de hand van deze gezichtspunten tot de conclusie gekomen dat geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. [appellant] richt zijn eerste negen grieven tegen de overwegingen van de kantonrechter per gezichtspunt. Daarmee ligt het gehele geschil in hoger beroep voor. Het hof zal daarom per gezichtspunt de van belang zijnde feiten en omstandigheden aangeven waarna een eindoordeel volgt.
De aard en duur van de werkzaamheden
3.6.1.Tussen partijen staat vast dat [verweerster] van de gemeente [gemeente] de opdracht had gekregen om te zorgen voor beveiliging van drie locaties, gebruikt voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Het ging hier om een tijdelijke opdracht, namelijk lopende totdat de aanbestedingsprocedure hiervoor was afgerond. Gelet op de vereiste spoed bij de start van de uitvoering van de opdracht was voor [verweerster] maar ook voor de gemeente duidelijk dat hiervoor niet alleen gediplomeerde beveiligers konden worden ingezet. [verweerster] is op zoek gegaan naar nieuwe medewerkers om deze opdracht te kunnen uitvoeren.
3.6.2.Uit de contractuele bepalingen blijkt niet dat de duur van de samenwerking gekoppeld is aan bovenstaande opdracht aan [verweerster] ; de overeenkomst duurt, aldus de contractuele bepaling, voort tot 1 januari van enig jaar en wordt steeds verlengd voor de periode van een kalenderjaar, tenzij een partij minimaal drie maanden voor de einddatum opzegt.
3.6.3.De aard van de werkzaamheden is contractueel vastgelegd: het uitvoeren van beveiligingswerkzaamheden en dat is ook hetgeen in de praktijk heeft plaatsgevonden.
3.6.4.Het hof stelt vast dat uit de tekst van de overeenkomst blijkt dat deze op een aantal punten niet is gebaseerd op hetgeen de partijen hebben afgesproken. Zo staat in het contract ten onrechte dat de overeenkomst in werking is getreden op 27 maart 2023 (bepaling 3.1). Zo staat in bepaling 5.1 dat partijen en dus ook [appellant] beschikt over de wettelijk vereiste vergunningen voor het verrichten van werkzaamheden als beveiligingsorganisatie in het kader van de Wet op de Particuliere beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus, dan wel uit laat voeren door derden die in het bezit zijn van de wettelijk vereiste vergunning voor het verrichten van werkzaamheden als beveiligingsorganisatie in het kader van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Vast staat tussen partijen dat [appellant] geen gediplomeerde beveiliger is. In bepaling 5.5. staat voorts dat hij niet gerechtigd is voor de uitvoering derden in te schakelen tenzij vooraf anders is overeengekomen, hetgeen niet het geval is geweest.
De wijze waarop de werkzaamheden en de tijden werden bepaald
3.7.1.Tussen partijen staat vast dat [appellant] graag 180 uur of meer per maand wilde werken. Op basis daarvan maakte [verweerster] een concept maandplanning en daarin werden de diensten van [appellant] vastgelegd. Deze concept planning kreeg [appellant] een paar dagen voorafgaande aan de betreffende maand toegezonden. Onbetwist heeft hij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij dan kon aangeven een dienst niet te willen verrichten, maar dat dat dan tot gevolg had dat er een aantal van zijn diensten uit het rooster werd gehaald. Collega’s die vaker commentaar hadden op het concept rooster werden vervolgens niet langer ingedeeld, aldus [appellant] . Dit maakte dat [appellant] het concept rooster altijd accepteerde. [verweerster] heeft op dit punt enkel aangegeven dat [appellant] geen verplichting had om het concept rooster te accepteren.
Het hof stelt vast dat [appellant] gedurende de samenwerkingsperiode in de maanden augustus 2023 tot en met december 2023 steeds (veel) meer dan 180 uren per maand heeft gewerkt.
3.7.2.Gedurende de samenwerkingsovereenkomst kreeg [appellant] zijn instructies van [verweerster] . Hij kreeg te horen op welke locatie hij zijn werkzaamheden moest verrichten en welke werkzaamheden hij moest doen. Dat deze instructies waren afgeleid van de opdracht die [verweerster] van de gemeente kreeg, staat eveneens tussen partijen vast. [appellant] werkte voor [verweerster] aan de uitvoering van de opdracht die laatstgenoemde van de gemeente had gekregen. Wie van de medewerkers welke werkzaamheden uitvoerde, was aan [verweerster] ; zij bepaalde wat [appellant] moest doen, dus welke specifieke taak van de opdracht van de gemeente [appellant] moest uitvoeren. Zo heeft [appellant] ook werkzaamheden als centrale post uitgevoerd. Omdat dit een cruciale functie binnen de beveiliging was, heeft de gemeente bezwaar gemaakt tegen de invulling van deze post door een niet-gediplomeerde medewerker. Daarna is [appellant] door [verweerster] van deze post gehaald.
De inbedding van het werk
3.8.1.Vast staat tussen partijen dat de beveiligingswerkzaamheden die [appellant] uitvoerde, behoorden tot de kernactiviteiten van [verweerster] . [appellant] was en is weliswaar geen gediplomeerde beveiliger maar ter uitvoering van de opdracht die [verweerster] voor de gemeente moest uitvoeren, was dit geen vereiste.
3.8.2.De bedrijfsorganisatie van [verweerster] was voorafgaande aan de opdracht van de gemeente, zo ingericht dat zij uitsluitend werkte met gediplomeerde beveiligers, waarvan er sommigen in dienstverband werkzaam waren en anderen als zzp-er. De opdracht van de gemeente [gemeente] werd ook uitgevoerd door niet gediplomeerde beveiligers die als werknemers in dienst werden genomen door [verweerster] , althans dat is in hoger beroep vastgesteld ten aanzien van één van deze werknemers, een vriend van [appellant] .
De verplichting om het werk persoonlijk te verrichten