In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende, die huurder is van een onroerende zaak, tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen had het bezwaar van de belanghebbende tegen de WOZ-beschikking niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 is de belanghebbende niet verschenen, ondanks dat zij op 1 mei 2025 op de hoogte was gesteld van de zitting. Het hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende geen procesbelang heeft bij het hoger beroep, omdat de belastingen die op de aanslagen zijn vermeld niet zijn gebaseerd op de WOZ-waarde. Het hof heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een procesbelang heeft en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om terugbetaling van het griffierecht afgewezen, omdat de belanghebbende onvoldoende gegevens heeft ingediend over haar financiële situatie. De uitspraak is gedaan door raadsheer B.J. Rubbens en griffier N.A. de Grave op 30 juli 2025.