Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
.
turnkeyopgeleverd door de aannemer op [datum 4] 2018. De werkzaamheden betroffen het strippen van de binnenzijde van het gebouw, waardoor het gebouw aan de binnenzijde aanzienlijk is veranderd. De kantoorruimten hebben plaatsgemaakt voor hotelkamers. In verband daarmee zijn er sanitaire aanpassingen uitgevoerd en is er een sprinklerinstallatie en een nieuwe verwarming geplaatst.
Het skelet van het gebouw is blijven bestaan. De constructieve aanpassingen betreffen het boren van gaten in vloeren ten behoeve van de doorvoer van leidingen en het aanbrengen van brandvertragende materialen op de houten vloeren ten behoeve van de brandveiligheid. Het dak, de vloeren, de trappen, de plafonds en de liften zijn niet verwijderd en ook niet vervangen. Wel zijn aanpassingen gerealiseerd om het gebouw te laten voldoen aan de moderne bouweisen en de wensen van belanghebbende. De verbouwing heeft niet geleid tot een uitbreiding van bestaande oppervlakten.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
b. wordt na de verbouwing van een gebouw de ingebruikneming als eerste ingebruikneming aangemerkt, indien door die verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht;”
Kozuba [4] en
Promo 54 [5] ) daar geen ruimte voor biedt. Iedere Unierechtelijk kwalificerende verbouwing [6] verdient op grond van het neutraliteitsbeginsel eenzelfde behandeling, aldus belanghebbende.
Kozubaen in het bijzonder punt 55 bevestigt die uitleg ook, aldus de inspecteur. Het arrest
Promo 54doet daar volgens de inspecteur niet aan af, omdat België geen voorwaarden had gesteld aan het verbouwingsbegrip en juist daarom het begrip in die zaak conform de ondergrens moest worden uitgelegd.
Kozubaniet in de weg staat aan de keuze van de wetgever om de hernieuwde eerste ingebruikneming van gebouwen te koppelen aan het begrip ‘vervaardiging’, omdat het HvJ met
Kozubaen het daarin uitgelegde begrip van een kwalificerende verbouwing slechts een ondergrens heeft gesteld; een striktere uitleg zoals de Hoge Raad tijdens de prejudiciële beslissing voorstond was dus mogelijk. [8] Advocaat-Generaal Wattel heeft op 29 november 2024 [9] - dus ná
Promo 54– evenwel geconcludeerd dat
Promo 54nauwelijks nog discretionaire ruimte laat bij de invulling van ‘eerste ingebruikneming’ van verbouwde gebouwen. Toch heeft hij vervolgens de strikte uitleg van het begrip ‘vervaardiging’ in lijn met de Unierechtelijke rechtspraak geacht, mede gelet op punt 55 van
Kozuba. [10] Ten slotte heeft de Hoge Raad in het arrest van 31 januari 2025 [11] eveneens verwezen naar datzelfde punt en ditmaal buiten redelijke twijfel geacht dat zijn uitleg van artikel 11, lid 3, letter b, Wet OB (oud) in overeenstemming is met de mogelijkheid die artikel 12, lid 2, Btw-richtlijn biedt om de voorwaarden te bepalen voor de toepassing van het criterium van de ‘eerste ingebruikneming’ op de verbouwing van oude gebouwen, te meer daar met deze uitleg van artikel 11, lid 3, letter b, Wet OB (oud) de in punt 26 van
Promo 54bedoelde draagwijdte van het begrip verbouwing, zoals omlijnd door het HvJ, in acht wordt genomen.
Kozubaen
Promo 54waarnaar wordt verwezen – om thans anders te oordelen of om prejudiciële vragen aan het HvJ te stellen. De tweede geschilvraag moet bevestigend worden beantwoord.
5.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).