In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 augustus 2025 een arrest gewezen dat betrekking heeft op een verzoek tot verbetering van een eerder arrest van 8 juli 2025. De zaak betreft een vordering ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de appellanten een schorsing van de tenuitvoerlegging van een bestreden vonnis hebben verzocht. De advocaat van de appellanten, mr. T.G.G. Raijmakers, heeft op 9 juli 2025 aan de griffier van het hof gemeld dat er een kennelijke fout in het dictum van het arrest van 8 juli 2025 staat. Volgens hem blijkt uit de rechtsoverwegingen dat de vordering in het incident wordt toegewezen, terwijl in het dictum ten onrechte staat dat de vordering wordt afgewezen. Het hof heeft mr. Raijmakers in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek schriftelijk toe te lichten, maar de advocaat van de geïntimeerden, mr. S.M.E. Janssen, heeft hier geen gebruik van gemaakt. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een kennelijke fout en heeft besloten het dictum te verbeteren. Het arrest van 8 juli 2025 zal worden aangepast zodat het nu correct vermeldt dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging wordt toegewezen. Deze verbetering zal worden genoteerd op de minuut van het arrest van 8 juli 2025.