De inspecteur neemt het standpunt in dat belanghebbende in de periode waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben in Nederland gevestigd was omdat [Naam] volgens hem feitelijk bestuurder en uiteindelijk gerechtigde was van belanghebbende. Dit omdat uit zijn onderzoek naar voren is gekomen dat:
(i) Belanghebbende op haar Letse bankrekening bedragen overgemaakt heeft gekregen van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), belanghebbende bedragen heeft overgeboekt naar twee Turkse bankrekeningen van [Naam] , en er door vermoedelijk [Naam] tevens contante opnamen zijn geweest in België (o.a. in [plaats 1] ) wat in de nabijheid van de woonplaats van [Naam] is;
(ii) uit derdenonderzoeken volgt dat belanghebbende cliënten en activiteiten van [bedrijf 1] heeft overgenomen en diverse afnemers van belanghebbende [Naam] als contactpersoon hebben aangewezen. De clientèle van belanghebbende met name gevestigd of woonachtig is in de regio [plaats 2] ; de woonplaats van [Naam] ;
(iii) [Naam] belanghebbende als nieuwe klant aandroeg bij [bedrijf 2] , maar het door [Naam] opgegeven Turkse nummer van een boer (de heer [naam] ) bleek te zijn die nergens vanaf wist;
(iv) op een van de formulieren van de Letse bank van belanghebbende het telefoonnummer van [Naam] staat vermeld; en
(v) diverse domeinnamen die onder meer door belanghebbende worden gebruikt geregistreerd staan bij [bedrijf 3] ( [bedrijf 4] ), [Naam] hiervan de contactpersoon is en belanghebbende de kosten van [bedrijf 3] betaalt aan [bedrijf 4] .
[Naam] woont in Nederland en hij zou vanuit zijn woonadres de diensten van belanghebbende hebben verricht. De inspecteur heeft vervolgens op grond van de afschriften van de bankrekeningen van belanghebbende vastgesteld wat belanghebbende heeft ontvangen uit geleverde prestaties en de naheffingsaanslagen opgelegd.