Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de rechtbank de inbeslaggenomen verdovende middelen, jerrycan, actiontas en fusten onttrokken aan het verkeer en de teruggave aan de verdachte gelast van de inbeslaggenomen Apple gsm.
- de verdachte meteen bij de politie open kaart heeft gespeeld. Zelfs zonder kennisname van het dossier heeft hij (zonder advocaat) gedetailleerd en aannemelijk verklaard alsmede de politie in staat gesteld verder onderzoek te verrichten. Daarnaast wordt volgens de verdediging het door de verdachte naar voren gebrachte scenario ondersteund door andere onderdelen van het procesdossier.
- voor een veroordeling voor het opzettelijk vervoeren dan wel aanwezig hebben van verdovende middelen wetenschap is vereist. Die wetenschap ontbreekt in dit geval. De verdachte wist niet dat de boodschappentassen die hij vervoerde, verdovende middelen bevatten. Ook kan volgens de verdediging niet gezegd worden dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde verdovende middelen zou vervoeren. Naast het feit dat de verdachte wel vaker ritjes als zwarte taxi reed, wil het feit dat je twijfels hebt over de persoon van de opdrachtgever die een taxirit bestelde om een andere onbekende persoon met boodschappentassen en een fiets te vervoeren, volgens de verdediging niet zeggen dat je bewust een aanmerkelijke kans aanvaardt dat er verdovende middelen in de tassen zit en je dus verdovende middelen vervoert. De twijfels van de verdachte over de persoon waren daarnaast slechts gebaseerd op geluiden c.q. geruchten uit “ het Venlose ” over vermeend agressief gedrag van die persoon en niet over druggerelateerde zaken. Ook het feit dat de verdachte niet heeft gezien wat er precies in zijn auto is gelegd, maakt volgens de verdediging niet dat de verdachte bewust een aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de aanwezigheid van verdovende middelen, noch het feit dat hij geen vragen heeft gesteld over de inhoud van de boodschappentassen. Dat het plan gewijzigd was (dat fiets en persoon uiteindelijk niet hoefden te worden meevervoerd), is volgens de verdediging ook niet dermate vreemd dat gezegd kan worden dat hierdoor bewust de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van verdovende middelen werd aanvaard door de verdachte. Immers is het goed voorstelbaar dat de persoon in kwestie toch liever wilde fietsen, alleen op die fiets niet die zware bagage mee wilde en/of kon nemen. De verdachte vond het in ieder geval niet zo vreemd dat hij zichzelf genoodzaakt zag om nadere vragen te stellen. Kortom, geen aanmerkelijke kans, laat staan het bewust aanvaarden van die aanmerkelijke kans.
- er geen aanvullende zaken zijn die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte bij het opzettelijk vervoeren c.q. aanwezig hebben van verdovende middelen. De enkele omstandigheid dat de verdachte de bestuurder was van de auto is volgens de verdediging niet voldoende voor een veroordeling die immens grote gevolgen zou hebben voor de verdachte.
a)in de machtssfeer van de verdachte bevinden, dat wil zeggen dat de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Op grond van die jurisprudentie is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Ook is niet vereist dat bij de verdachte sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de drugs. Daarnaast is vereist dat de verdachte
b)wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daarbij geldt dat ook de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat die middelen aanwezig zijn onder deze wetenschap kan worden geschaard (vgl. o.a. HR 15 september 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC4312, NJ 1987/359; HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1263; HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696; HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945 en HR 18 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:622).
Beschikkingsmacht over de verdovende middelen
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Bijlage bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina’s 15 tot en met 20), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 5 juni 2024:
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina 231), voor zover inhoudende:
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina 232), voor zover inhoudende:
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 3 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina 233), voor zover inhoudende:
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina’s 71 tot en met 80), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 11 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina’s 97 tot en met 106), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6] :
Het NFI-rapport Identificatie van drugs d.d. 18 oktober 2023 (opgenomen op pagina 263 en 264 van het aanvullend procesdossier), opgemaakt door ing. C.M.M. Diever – Heezen en voor zover inhoudende:
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 10 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina 81), opgemaakt door ing. N. van Doorn en voor zover inhoudende:
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 11 mei 2023 (opgenomen op dossierpagina 109), opgemaakt door ing. N. van Doorn en voor zover inhoudende:
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 september 2025: