ECLI:NL:HR:1999:AA4207
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Korthals Altes
- A. Pos
- M. Beukenhorst
- J. Monné
- Rechtspraak.nl
Discriminatieverbod in de vermogensbelasting voor gehuwden en ongehuwden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 15 oktober 1998 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1992, waarbij aan belanghebbende een aanslag werd opgelegd op basis van een vermogen van f 449.000,-- en een belastingvrije som van f 120.000,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
In cassatie herhaalt belanghebbende het betoog dat het onderscheid tussen gehuwde en ongehuwde belastingplichtigen in de Wet op de vermogensbelasting 1964 in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De Hoge Raad overweegt dat de wetgever bij de totstandkoming van de wet heeft erkend dat ongehuwde partners in bepaalde situaties een hogere belastingvrije som kunnen hebben dan gehuwden, maar dat dit niet altijd leidt tot een gelijke behandeling in fiscale zin.
De Hoge Raad concludeert dat de wetgever in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden gerechtvaardigd is, gezien de verschillen in de economische eenheid en vermogensrechtelijke binding tussen deze groepen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van belanghebbende, oordelend dat er geen sprake is van verboden discriminatie in de zin van artikel 26 IVBPR. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.