ECLI:NL:HR:2001:AD4030
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen voorlopige machtiging tot voortduren verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Middelburg op 31 mei 2001 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor het voortduren van het verblijf van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was onderbouwd met een geneeskundige verklaring, ondertekend op 23 mei 2001. De Rechtbank heeft op 11 juni 2001, na het horen van verzoekster, haar raadsvrouw, de behandelend psychiater dr. J.J.L. Brocken en verpleegkundigen, de voorlopige machtiging verleend voor een periode van zes maanden. De beschikking van de Rechtbank is aan de uitspraak gehecht.
Verzoekster heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het middel faalt op de gronden die zijn uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 2 november 2001 de beschikking van de Rechtbank bevestigd en het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter, samen met de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos en P.C. Kop. De openbare uitspraak werd gedaan door raadsheer A. Hammerstein.