ECLI:NL:HR:2001:AD4030

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/101HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen voorlopige machtiging tot voortduren verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Middelburg op 31 mei 2001 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor het voortduren van het verblijf van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was onderbouwd met een geneeskundige verklaring, ondertekend op 23 mei 2001. De Rechtbank heeft op 11 juni 2001, na het horen van verzoekster, haar raadsvrouw, de behandelend psychiater dr. J.J.L. Brocken en verpleegkundigen, de voorlopige machtiging verleend voor een periode van zes maanden. De beschikking van de Rechtbank is aan de uitspraak gehecht.

Verzoekster heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het middel faalt op de gronden die zijn uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 2 november 2001 de beschikking van de Rechtbank bevestigd en het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter, samen met de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos en P.C. Kop. De openbare uitspraak werd gedaan door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

2 november 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/101HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Middelburg heeft op 31 mei 2001 onder overlegging van een op 23 mei 2001 ondertekende geneeskundige verklaring een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren het verblijf van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: verzoekster - in [de zorginstelling] te [vestigingsplaats].
Nadat de Rechtbank verzoekster, bijgestaan door haar raadsvrouw, de behandelend psychiater dr. J.J.L. Brocken en de verpleegkundigen Van Hoorn en De Meij op 11 juni 2001 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde dag de voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van zes maanden verleend.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoekster beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 november 2001.