ECLI:NL:HR:2001:AD4526
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag in het afvoerrecht riolering opgelegd aan belanghebbende
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Amsterdam tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 januari 2000. De zaak betreft een aanslag in het afvoerrecht riolering die aan belanghebbende, een BV, is opgelegd voor het jaar 1994. De aanslag, ter hoogte van ƒ 124.005,89, werd door de inspecteur van de gemeentebelastingen te Amsterdam gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof heeft de uitspraak van de inspecteur en de aanslag vernietigd, waarna het college in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft het principale beroep van het college gegrond verklaard en het incidentele beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had aangetoond dat de geraamde opbrengst van het afvoerrecht riolering niet uitging boven de geraamde gemeentelijke uitgaven ter zake. Dit oordeel was gebaseerd op de Notitie rioolrecht, waarin de kostenstructuur van de rioolrechten werd uiteengezet.
De Hoge Raad benadrukte dat de gemeente Amsterdam de vrijheid heeft om te bepalen welk deel van de rioleringskosten zij wil dekken door middel van een eigenaarsheffing en welk deel door middel van een gebruikersheffing. Echter, deze vrijheid vereist dat de gemeente op controleerbare wijze vastlegt welke uitgaven zij door elk van de heffingen beoogt te dekken. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet correct had geoordeeld over de dekking van de kosten door het afvoerrecht, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof.