ECLI:NL:HR:2002:AE7573
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overtredingen van het Arbeidstijdenbesluit vervoer door een werkgever
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, een transportonderneming, was door het Hof veroordeeld voor het niet naleven van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer. De veroordeling betrof negentien overtredingen van de rust- en rijtijden van chauffeurs in de periode van 8 december 1998 tot 13 januari 1999. De verdediging stelde dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd en dat de werkgever niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor externe factoren die de overtredingen zouden hebben veroorzaakt.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende bewijs had geleverd voor de conclusie dat de werkgever zijn verplichtingen niet was nagekomen. De verklaring van de vertegenwoordiger van de verdachte en het proces-verbaal van de Rijksverkeersinspectie gaven voldoende grond voor de bewezenverklaring. Het Hof had terecht overwogen dat de werkgever niet had voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen om de arbeid zo te organiseren dat de chauffeurs de voorgeschreven rusttijden konden aanhouden. De Hoge Raad verwierp de argumenten van de verdediging en concludeerde dat de werkgever in zijn organisatie tekortgeschoten was.
De Hoge Raad bevestigde de veroordeling van het Hof en verwierp het beroep in cassatie, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers in de transportsector om te zorgen voor naleving van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer, en dat externe factoren niet als excuus kunnen worden gebruikt voor het niet naleven van deze regels.