ECLI:NL:HR:2002:AF0633
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de beëindiging van ondernemingsactiviteiten en vervangingsreserve bij verkoop van onroerend goed
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 14 september 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De Hoge Raad behandelt de vraag of belanghebbende recht heeft op de vorming van een vervangingsreserve bij de verkoop van een pand dat hij eerder had verhuurd. De belanghebbende had een autoslopersbedrijf en verhuurde tijdelijk een pand aan de a-straat te Z. Na een periode van verhuur verkocht hij dit pand in 1998 voor ƒ 607.000, samen met gereedschap en inventaris. De Inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarna het Hof het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde dat hij zijn ondernemingsactiviteiten niet had beëindigd, maar slechts had verschoven.
Het Hof oordeelde dat de onderneming was gestaakt met de verkoop van het pand en dat de activiteiten die daarna plaatsvonden, zoals de handel in auto's, niet als voortzetting van de onderneming konden worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat er geen sprake is van een onjuiste rechtsopvatting. De klachten van belanghebbende worden verworpen, en de Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 15 november 2002.