ECLI:NL:HR:2003:AF5271
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage inzake inbeslagname van geldsommen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die op 28 mei 2002 een klaagschrift heeft behandeld dat was ingediend door de klager, geboren in Marokko in 1947. De klager verzocht om teruggave van inbeslaggenomen geldsommen die tijdens een doorzoeking op 15 mei 2001 in zijn woning waren aangetroffen. Deze doorzoeking vond plaats in het kader van gerechtelijke onderzoeken tegen zijn zoon, [betrokkene 1], die eerder was veroordeeld voor drugshandel. De klager stelde dat het in beslag genomen geld zijn eigendom was en dat het niet gerelateerd was aan de strafzaak tegen zijn zoon.
De Rechtbank verklaarde het beklag van de klager gedeeltelijk gegrond, maar wees de teruggave van de geldbedragen af, omdat niet was aangetoond dat de klager de rechthebbende was. De klager ging in cassatie, waarbij zijn advocaat, mr. M. van Olffen, middelen van cassatie indiende. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de klager niet als eigenaar van de inbeslaggenomen geldbedragen kon worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over inbeslagname en teruggave van goederen, vooral wanneer het gaat om de eigendomsrechten van derden, zoals minderjarige kinderen.