ECLI:NL:HR:2004:AO9898

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/248HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in faillissementszaak met curator

In deze zaak, die op 9 juli 2004 door de Hoge Raad der Nederlanden is behandeld, gaat het om een cassatieprocedure in een faillissementskwestie. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A. van der Niet, heeft cassatie ingesteld tegen de curator, mr. Daniël Gerard Lasschuit, die in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van een derde partij optreedt. De Hoge Raad verwijst naar een eerder tussenarrest van 2 mei 2003, waarin de incidentele vordering van eiser tot cassatie was toegewezen. In de hoofdzaak heeft de curator geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht, waarna de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 476,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en E.J. Numann, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

9 juli 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/248HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
Mr. Daniël Gerard LASSCHUIT, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit.
1. Het verloop van het geding
De Hoge Raad verwijst naar zijn tussenarrest van 2 mei 2003, LJN AF5892, voor het daaraan voorafgegane verloop van het geding. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad de incidentele vordering van eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - toegewezen en de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord.
In de hoofdzaak heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - vervolgens geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 476,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.