ECLI:NL:HR:2004:AR3297
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden inzake overgang van onderneming
In deze zaak heeft eiser, [eiser], Process House B.V. gedagvaard voor de kantonrechter te Sneek, waarbij hij vorderde dat Process House hem een salaris zou betalen dat hem toekwam van 24 augustus 1998 tot en met 31 oktober 1998, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, waarna eiser in hoger beroep ging bij de rechtbank te Leeuwarden. De rechtbank verklaarde het hoger beroep tegen een tussenvonnis niet-ontvankelijk en bekrachtigde het eindvonnis van de kantonrechter. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld met betrekking tot de vraag of er sprake was van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat de werkzaamheden van Hovap en Process House wezenlijk van elkaar verschilden, en dat de rechtbank niet had onderbouwd waarom de stelling van eiser over de overdracht van klanten niet kon worden aangenomen. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank, behoudens voor zover het hoger beroep tegen het tussenvonnis niet-ontvankelijk was verklaard, en verwees de zaak naar het gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de identiteit van de onderneming na de overgang bewaard moest blijven en dat de feitelijke omstandigheden van de transactie bepalend zijn voor de beoordeling. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank niet had aangetoond dat er geen sprake was van een overgang van onderneming, en dat de stelling van eiser dat de werknemers van Hovap onder dezelfde voorwaarden bij Process House in dienst zijn getreden, niet voldoende was weerlegd. De Hoge Raad heeft Process House veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.