ECLI:NL:HR:2005:AR1738
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Verplaatsing feitelijke leiding van een pensioenlichaam naar België en de gevolgen voor de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan de belanghebbende, X B.V. (in liquidatie), is opgelegd voor het jaar 1996. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar bedrag van f 237.088, dat door de Inspecteur was verhoogd op grond van artikel 23a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Na bezwaar van de belanghebbende heeft het Hof de aanslag verminderd tot f 84.978, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende, vertegenwoordigd door A, zijn feitelijke leiding naar België had verplaatst. Dit leidde tot de vraag of de heffing van artikel 23a van de Wet op de vennootschapsbelasting in dit geval rechtmatig was. Het Hof had geoordeeld dat de zetelverplaatsing van belanghebbende naar België een duurzame vestiging betekende, en dat de heffing in strijd was met het Belastingverdrag Nederland-België. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond.
De Hoge Raad oordeelde verder dat de heffing van belasting op de waarde van de pensioenaanspraak in dit geval niet kon plaatsvinden, omdat dit in strijd zou komen met het Belastingverdrag. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1207,50. Dit arrest benadrukt de invloed van internationale belastingverdragen op nationale belastingheffingen en de noodzaak om rekening te houden met de vestigingsplaats van vennootschappen.