ECLI:NL:HR:2006:AR8884
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mogelijkheid van wateroverlast in boezemlanden en de noodzaak tot het vaststellen van omslagklassen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het dagelijks bestuur van het waterschap Goeree-Overflakkee tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft aanslagen in de waterschapsomslag voor het jaar 1998, opgelegd aan belanghebbende voor ongebouwde onroerende zaken. De aanslagen, die in totaal ƒ 3686,94 bedroegen, werden door het hoofd belastingen van het waterschap gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken van het hoofd en verlaagde de aanslagen tot ƒ 714. Het dagelijks bestuur ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad stelt vast dat de beoordeling van de middelen van het dagelijks bestuur doel treft, omdat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat er geen sprake is van onevenredig voor- of nadeel dat het waterschap zou verplichten om aparte omslagklassen in te stellen. De berekening van de kostenverdeling in het rapport dat aan de zaak ten grondslag ligt, wordt niet betwist. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 3 maart 2006 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.