ECLI:NL:HR:2006:AV6967
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding na vrijspraak
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een ex-verdachte en de Staat der Nederlanden na diens vrijspraak. De eiser, [eiser 1], en zijn dochter, [eiseres 2], hebben de Staat gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij schadevergoeding vorderden voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de strafvervolging en de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen. De vorderingen omvatten een bedrag van ƒ 1.975.055,30 voor [eiser 1] en ƒ 9.760,-- voor zijn dochter, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft op 11 juli 2001 de vordering van [eiser 1] afgewezen, maar de vordering van de dochter gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van ƒ 3.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente.
Tegen dit vonnis hebben [eiser 1] en zijn dochter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. In het hoger beroep hebben zij hun eis gewijzigd en gevorderd dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de strafrechtelijke vervolging in te stellen en dwangmiddelen toe te passen. Het hof heeft op 11 november 2004 het bestreden vonnis vernietigd en de Staat veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de dochter, maar ook de dochter veroordeeld tot betaling aan de Staat. Het hof heeft de overige vorderingen afgewezen.
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser 1] en zijn dochter cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 16 juni 2006.