ECLI:NL:HR:2007:AZ3534

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/327HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige maatregel in kort geding met betrekking tot bankgarantie voor arbitraal vonnis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De eiseres, gevestigd in Duitsland, had een vordering tot zekerheidstelling ingediend in de vorm van een bankgarantie voor de voldoening van een bij arbitraal vonnis toegewezen vordering. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 6 februari 2004, waarin het gerechtshof te 's-Gravenhage een eerdere uitspraak had vernietigd en de zaak had verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

Na verwijzing heeft het hof te Amsterdam op 1 september 2005 de eiseres niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de verweerster en het vonnis van de president van de rechtbank te Rotterdam van 4 oktober 2001 bekrachtigd. De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De verweerster heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht.

De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, strekte eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 februari 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/327HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
1. Het geding in voorgaande instanties
De Hoge Raad verwijst voor het verloop van dit geding tussen thans eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en thans verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - naar zijn arrest van 6 februari 2004, nr. C02/202, NJ 2005, 403.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 maart 2002 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.
Na verwijzing heeft het hof te Amsterdam bij arrest van 1 september 2005 [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen [verweerster] en het vonnis van de president van de rechtbank te Rotterdam van 4 oktober 2001 bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 februari 2007.