ECLI:NL:HR:2007:AZ3858
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van doodslag door tegenstrijdigheid in bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte was beschuldigd van doodslag en poging tot doodslag, waarbij hij opzettelijk met zijn pick-up tegen een persoon genaamd [slachtoffer] zou zijn aangereden, wat leidde tot haar overlijden. De Hoge Raad oordeelde dat er een tegenstrijdigheid in de bewijsvoering bestond. Uit de bewijsmiddelen bleek niet duidelijk of het slachtoffer zich onder de drie mensen bevond die de verdachte met zijn voertuig wilde overrijden. Deze onduidelijkheid tastte de toereikendheid van de bewijsmotivering aan, waardoor de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigde, maar alleen wat betreft de beslissingen over de doodslag en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak in stand bleven. De zaak benadrukt het belang van duidelijke en consistente bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen zoals doodslag.