ECLI:NL:HR:2007:BB3036
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de maximale geldigheidsduur van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2007 uitspraak gedaan over de maximale geldigheidsduur van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 28 maart 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in het Delta Psychiatrisch Centrum te Poortugaal. De rechtbank verleende op 12 april 2007 deze machtiging voor een periode van vijf jaar, tot uiterlijk 12 april 2012. De officier van justitie ging echter in cassatie tegen deze beschikking, omdat de rechtbank volgens hem de geldigheidsduur onterecht had vastgesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank had miskend dat de wettelijke grondslag voor de door haar bepaalde geldigheidsduur van vijf jaar ontbrak. De Hoge Raad stelde vast dat de analoge toepassing van artikel 17 lid 4 Bopz in dit geval niet mogelijk was, omdat het gesloten stelsel van de Wet Bopz dit niet toestaat. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verleende in plaats daarvan een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van twee jaar, tot uiterlijk 12 april 2009. Dit besluit was gebaseerd op de overweging dat betrokkene al meer dan tien jaar onafgebroken in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef en dat de geldigheidsduur van de machtiging gerechtvaardigd en wenselijk was.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving rondom de Bopz en de noodzaak om de geldigheidsduur van machtigingen zorgvuldig te bepalen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de betrokkene. De Hoge Raad kan in dergelijke gevallen zelf de zaak afdoen, mits de vernietiging van de beschikking enkel betrekking heeft op de termijn van de machtiging.