ECLI:NL:HR:2008:BC0393
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Herroeping van een vordering in het civiele recht met betrekking tot bedrog en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een herroepingsprocedure. De eiseres, die in liquidatie was, had in 1998 een vordering ingesteld tegen de verweerster en andere partijen, waarbij zij een bedrag van ƒ 22.185,-- vorderde. De rechtbank te Assen had in 2000 de vordering gedeeltelijk afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof te Leeuwarden in 2004 de vordering van eiseres tegen de verweerster toegewezen, maar de vordering tegen de andere partijen afgewezen. De verweerster heeft vervolgens in 2004 het hof verzocht om het geding te heropenen, wat leidde tot een arrest in 2006 waarin het hof de zaak heropende op basis van nieuw bewijs dat zou aantonen dat de eiseres bedrog had gepleegd.
De Hoge Raad oordeelde dat de herroepingsvordering niet met succes kon worden ingesteld, omdat het bedrog al tijdens de eerdere procedure bekend was of redelijkerwijs ontdekt had kunnen worden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechter bij het beoordelen van herroepingsvorderingen en de rol van bewijs in civiele procedures. De kosten van het geding in cassatie werden aan de verweerster opgelegd, begroot op € 448,50 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.