ECLI:NL:HR:2008:BF5059

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01935/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omvang van het hoger beroep in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van poging tot zware mishandeling en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 87 dagen voor diefstal van een personenauto. De Officier van Justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter, maar het Hof oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de beslissing over de diefstal. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als onbegrijpelijk gekwalificeerd, omdat uit de akte van hoger beroep niet bleek dat de Officier van Justitie het beroep had beperkt tot een van de gevoegde zaken. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing die de Hoge Raad passend achtte. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling op basis van het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over de reikwijdte van hoger beroep in strafzaken en de noodzaak voor de betrokken partijen om expliciet te zijn over de zaken waartegen beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

2 december 2008
Strafkamer
nr. 01935/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 september 2006, nummer 22/000988-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel keert zich tegen het oordeel van het Hof met betrekking tot de omvang van het hoger beroep.
2.2. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in.
(i) Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte tenlastegelegd - kort samengevat - dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. poging tot zware mishandeling, gepleegd op 8 november 2005 te Delft, en
2. diefstal van een personenauto, gepleegd op 13 november 2005 te Rotterdam.
(ii) De Politierechter heeft bij vonnis van 3 februari 2006 de verdachte vrijgesproken van feit 1 en hem ter zake van feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 87 dagen.
(iii) De Officier van Justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De daarvan opgemaakte akte houdt in dat het beroep is gericht tegen "het vonnis gewezen door de Politierechter in deze rechtbank op 03 februari 2006".
(iv) De Officier van Justitie heeft een appelmemorie ingediend, die blijkens het daarop geplaatste stempel bij de Rechtbank is ingekomen op 13 februari 2006. Deze appelmemorie houdt onder meer het volgende in:
"1. Bij vonnis van 3 februari 2006 heeft de politierechter te Den Haag [verdachte] (hierna: [verdachte]) vrijgesproken van - zakelijk weergegeven - poging zware mishandeling (feit 1).
2. Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat de rechtbank [verdachte] ten onrechte heeft vrijgesproken."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De advocaat-generaal draagt de zaak voor, waarbij hij desgevraagd door de voorzitter meedeelt dat het hoger beroep niet is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
(...)
De advocaat-generaal voert hierna het woord en draagt zijn schriftelijke vordering voor, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest."
2.4. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen."
2.5. Het oordeel van het Hof dat het hoger beroep niet is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit is onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat uit de hiervoor onder 2.2 sub (iii) genoemde akte niet blijkt dat de Officier van Justitie het door hem ingestelde hoger beroep op de voet van art. 407, tweede lid, Sv heeft beperkt tot een van de gevoegde zaken, terwijl zich bij de stukken evenmin een akte bevindt waaruit volgt dat de Advocaat-Generaal bij het Hof het door de Officier van Justitie ingestelde hoger beroep alsnog op de voet van art. 453, tweede lid, Sv heeft ingetrokken wat betreft het onder 2 tenlastegelegde.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 december 2008.