ECLI:NL:HR:2008:BG2244

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/126/HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bank als effectenintermediair in cassatie

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van ABN AMRO Bank N.V. als effectenintermediair. De Hoge Raad heeft op 19 december 2008 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het eindarrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit eindarrest, dat op 9 januari 2007 werd gewezen, bekrachtigde het vonnis waarvan beroep en wees de gewijzigde eis van [eiser] af. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 24 september 2004, waarin het cassatieberoep van [eiser] tegen een tussenarrest van het hof werd verworpen. Na deze verwerping heeft het hof deskundigen benoemd om vragen te beantwoorden die relevant waren voor de zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep van [eiser] verworpen, waarbij hij [eiser] heeft veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/126HR
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mrs. F.E. Vermeulen en
N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en ABN AMRO.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 24 september 2004, nr. C03/138HR, LJN: AP2609.
Bij dit arrest heeft de Hoge Raad het door [eiser] ingestelde cassatieberoep tegen het tussenarrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 februari 2003 verworpen.
Na de verwerping van het cassatieberoep heeft het hof bij tussenarrest drie deskundigen benoemd en zijn aan deze deskundigen vragen voorgelegd. Het hof heeft bij eindarrest van 9 januari 2007 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de in appel gewijzigde eis van [eiser] afgewezen.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ABN AMRO heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.