ECLI:NL:HR:2009:BG4142
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Naheffing van ingehouden loonbelasting en de gevolgen voor eindheffing
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van B.V. X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 februari 2008, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente. De naheffingsaanslag is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001, waarbij de inspecteur heeft vastgesteld dat er een verschil was tussen de ingehouden loonheffing en het bedrag dat daadwerkelijk was afgedragen. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd van € 9.620, omdat er slechts € 1.924 was afgedragen op een ingehouden bedrag van € 11.544. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag, de boete en de heffingsrente, heeft de Rechtbank te Haarlem het beroep ongegrond verklaard voor de naheffingsaanslag en de heffingsrente, maar gegrond voor de boetebeschikking, waarbij de boete werd verminderd. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarna belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de inspecteur niet het eindheffingsregime heeft toegepast, wat betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat de heffing van inkomstenbelasting over het loon geen belemmering vormt voor de naheffing van het verschil tussen de ingehouden en afgedragen loonheffing. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 10 april 2009 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.