ECLI:NL:HR:2009:BG6719

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00814
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van alimentatiebeschikking en verwijzing naar gerechtshof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man had verzocht om te bepalen dat zijn kinderen geen behoefte meer hadden aan kinderalimentatie, dan wel om de alimentatie op nihil te stellen wegens gebrek aan draagkracht. De rechtbank had in een eerdere beschikking de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op nihil, maar de man ging in hoger beroep. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigde de beschikking van de rechtbank en stelde de alimentatie voor de kinderen vast op een totaalbedrag van € 6.952,40. De man ging vervolgens in cassatie tegen deze beschikking.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte was uitgegaan van een fictief inkomen van de man dat lager was dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit oordeel was in strijd met eerdere jurisprudentie, waarin was bepaald dat een door de onderhoudsplichtige zelf teweeggebrachte inkomensvermindering niet mag leiden tot een inkomen beneden het niveau van 90% van de bijstandsnorm. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de draagkracht van de onderhoudsplichtige en de bescherming van de belangen van de kinderen in alimentatiezaken. De Hoge Raad bevestigt dat de alimentatieverplichtingen niet mogen leiden tot een inkomen dat onder de bijstandsnorm zakt, zelfs niet als er sprake is van een inkomensvermindering die niet voor herstel vatbaar is.

Uitspraak

6 februari 2009
Eerste Kamer
08/00814
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, de vrouw (verweerster sub 1) en de kinderen (verweerders sub 2 tot en met 4).
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 januari 2006 ter griffie van de rechtbank Breda ingekomen verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht te bepalen dat de kinderen geen behoefte meer hebben aan kinderalimentatie. Voorzover er behoefte bestaat aan betaling van kinderalimentatie heeft de man verzocht deze met ingang van 1 november 1999, dan wel 1 februari 2002, dan wel met ingang van de datum van indiening van verzoek, op nihil te stellen op grond van het ontbreken van draagkracht aan de zijde van de man.
De vrouw heeft, mede namens de kinderen, het verzoek bestreden.
De rechtbank bij beschikking van 9 januari 2007 de beschikking van de rechtbank Arnhem van 29 augustus 2000 gewijzigd en bepaald dat dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, respectievelijk in de kosten van levensonderhoud en studie, van [verweerder 2] met ingang van 1 september 2003 en van [verweerster 3] met ingang van 1 december 2003 nader wordt vastgesteld op nihil. Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De vrouw en de kinderen hebben incidenteel appel ingesteld.
Bij beschikking van 29 november 2007 heeft het hof de beschikking van de rechtbank, voor zover daarbij het door de man meer of anders verzochte werd afgewezen, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, met wijziging van de eerdergenoemde beschikking van 29 augustus 2000, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding/levensonderhoud en studie van:
- [verweerder 2] over de periode van 1 november 1999 tot 1 september 2003,
- [verweerster 3] over de periode van 1 november 1999 tot 1 december 2003,
- [verweerster 4] over de periode van l november 1999 tot l april 2007,
nader vastgesteld op in totaal € 6.952,40. Het hof heeft voorts het beroep in het incidenteel appel verworpen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw en de kinderen hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Ingevolge een beschikking van de rechtbank van 29 augustus 2000 diende de man met ingang van 1 november 1999 ten behoeve van zijn drie, thans meerderjarige, kinderen [verweerder 2], [verweerster 3] en [verweerster 4] per maand ƒ 300 (€ 136,13) alimentatie te betalen. In de onderhavige procedure heeft de man verzocht te bepalen dat de kinderen geen behoefte meer hebben aan kinderalimentatie, dan wel de kinderalimentatie met ingang van 1 november 1999 of 1 februari 2002 op nihil te stellen wegens gebrek aan draagkracht aan zijn zijde. De rechtbank heeft de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [verweerder 2] met ingang van 1 september 2003, en in de kosten van levensonderhoud en studie van [verweerster 3] met ingang van 1 december 2003, nader vastgesteld op nihil, en het meer of anders verzochte afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank, voor zover daarbij het door de man meer of anders verzochte werd afgewezen, vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende, met wijziging van de beschikking van 29 augustus 2000, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, dan wel levensonderhoud en studie van:
- [verweerder 2] over de periode van 1 november 1999 tot 1 september 2003,
- [verweerster 3] over de periode van 1 november 1999 tot 1 december 2003,
- [verweerster 4] over de periode van 1 november 1999 tot 1 april 2007,
nader vastgesteld op in totaal € 6.952,40.
3.2 Het hof heeft in rov. 4.8 onder meer overwogen dat "niet [kan] worden uitgegaan van een fictief inkomen van de man, lager dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm". Dit oordeel moet aldus worden verstaan dat het hof is uitgegaan van een fictief inkomen van de man van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Het hof heeft in dezelfde overweging voorts geoordeeld dat de man "vanaf 1 november 1999 steeds 10% van de voor hem geldende bijstandsnorm aan onderhoudsbijdragen voor de kinderen had moeten besteden".
3.3 Tegen dit laatste oordeel richt zich onderdeel 2.1. Het treft doel. Ook indien een door de onderhoudsplichtige zelf teweeggebrachte, niet voor herstel vatbare inkomensvermindering voor diens draagkracht buiten beschouwing moet blijven, mag dit in elk geval niet ertoe leiden dat zijn inkomen beneden het niveau van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm zakt (HR 23 januari 1998, nr. 8987, NJ 1998, 707). De door het hof vastgestelde alimentatieverplichtingen van de man leiden echter, bij zijn door het hof tot uitgangspunt genomen fictieve inkomen van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm, ertoe dat diens inkomen wél beneden dit niveau zakt.
3.4 Onderdeel 2.2 behoeft daarom geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 november 2007;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 februari 2009.