ECLI:NL:HR:2009:BH0529
Hoge Raad
- Cassatie
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verjaring van het recht tot strafvervolging in een cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in deze strafzaak aangeklaagd voor twee feiten: het niet hebben van een verzekering voor een motorrijtuig en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.
De Hoge Raad oordeelde dat het recht tot strafvervolging was vervallen door verjaring. Uit de stukken bleek dat er gedurende twee jaren voorafgaand aan de uitspraak van het Hof geen enkele daad van vervolging was verricht. Dit betekende dat de termijn van verjaring, zoals bepaald in artikel 70, aanhef en onder 1°, (oud) Sr, was vervuld. Het middel van de verdachte werd gegrond verklaard, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd. De Hoge Raad verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de noodzaak voor de vervolging om tijdig actie te ondernemen. De beslissing van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de rechtspositie van de verdachte en de mogelijkheden voor strafvervolging in vergelijkbare zaken.