ECLI:NL:HR:2009:BH0529

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van het recht tot strafvervolging in een cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in deze strafzaak aangeklaagd voor twee feiten: het niet hebben van een verzekering voor een motorrijtuig en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.

De Hoge Raad oordeelde dat het recht tot strafvervolging was vervallen door verjaring. Uit de stukken bleek dat er gedurende twee jaren voorafgaand aan de uitspraak van het Hof geen enkele daad van vervolging was verricht. Dit betekende dat de termijn van verjaring, zoals bepaald in artikel 70, aanhef en onder 1°, (oud) Sr, was vervuld. Het middel van de verdachte werd gegrond verklaard, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd. De Hoge Raad verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de noodzaak voor de vervolging om tijdig actie te ondernemen. De beslissing van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de rechtspositie van de verdachte en de mogelijkheden voor strafvervolging in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

17 maart 2009
Strafkamer
Nr. 07/10182
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 juli 2003, nummer 22/000994-03, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Kantonrechter is vernietigd en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat door verjaring het recht tot strafvervolging is komen te vervallen.
2.2. Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
"1. hij op of omstreeks 18 oktober 2000 te Rotterdam, althans in Nederland, als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [AA-OO-BB] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden.
2. hij op of omstreeks 19 december 2000 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Willemsbrug, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
2.3. Blijkens de akte van uitreiking is de mededeling van de uitspraak van het Hof van 25 juli 2003 op 20 juli 2007 in persoon uitgereikt aan de verdachte. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat gedurende twee jaren daaraan voorafgaand enige daad van vervolging is verricht. De in art. 70, aanhef en onder 1°, (oud) Sr bepaalde termijn van verjaring is dus vervuld, zodat het recht tot strafvordering is vervallen. Het middel is dus gegrond.
3. Slotsom
Uit het voorgaande vloeit voort dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Kantonrechter is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 17 maart 2009.