ECLI:NL:HR:2010:BM0142
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van alimentatieverplichting na scheiding en de rol van financiële omstandigheden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van de alimentatieverplichting na een scheiding. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had verzocht om de alimentatie te laten voortduren tot haar 65e verjaardag, terwijl de man, verweerder in cassatie, had verzocht om de alimentatieverplichting te beëindigen. De rechtbank had het verzoek van de man afgewezen, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch had de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatieverplichting van de man met ingang van 14 juli 2007 beëindigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de financiële situatie van de alimentatieplichtige, in dit geval de man, een belangrijke factor is die in aanmerking moet worden genomen bij de beoordeling van een verzoek tot beëindiging van de alimentatieverplichting. De vrouw had aangevoerd dat haar beperkte verdiencapaciteit en het feit dat zij slechts een beperkte WAO-uitkering ontving, een rechtstreeks gevolg waren van het huwelijk. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de financiële omstandigheden van de man niet in de beoordeling waren betrokken.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante omstandigheden, inclusief de financiële situatie van de alimentatieplichtige, bij de beoordeling van alimentatieverplichtingen na een scheiding.