ECLI:NL:HR:2010:BN6239
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en de omvang van de ontslagvergoeding
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of het ontslag van de eiser kennelijk onredelijk is en welke ontslagvergoeding hem toekomt. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Garretsen, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 28 oktober 2008 is gewezen. Het hof had geoordeeld dat het ontslag kennelijk onredelijk was, maar had daarbij de kantonrechtersformule toegepast, met een korting van 30%. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie, met name in het arrest van 27 november 2009, nr. 09/00978, LJN BJ6596, vastgesteld dat deze werkwijze niet correct is. De Hoge Raad oordeelt dat bij de beoordeling van een vordering op basis van artikel 7:681 BW, eerst alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen om te bepalen of het ontslag kennelijk onredelijk is. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt Delta, de verweerder in cassatie, veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.773,43 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 22 oktober 2010 door de vice-president D.H. Beukenhorst en de overige rechters.