ECLI:NL:HR:2010:BO8466

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03723
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van de fiscus op bestuurder en verjaringstermijn in invorderingszaak

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is behandeld op 24 december 2010, betreft het een cassatieberoep van [eiser] tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Holland-Noord. De zaak heeft betrekking op een invorderingskwestie waarbij de fiscus verhaal zoekt op de bestuurder van een onderneming. De kern van het geschil draait om de vraag of de door de bestuurder in privé verrichte rechtshandelingen, die bedoeld waren om de verhaalsmogelijkheden van de fiscus te verminderen, vernietigbaar zijn op grond van artikel 36, lid 8 van de Invorderingswet 1990. Tevens speelt de aanvang van de verjaringstermijn een belangrijke rol, zoals geregeld in artikel 3:52, lid 1 onder c van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank te Alkmaar en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat [eiser] in cassatie is gegaan tegen het arrest van het hof. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, E.M. Wesseling-van Gent, strekt eveneens tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten zijn door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beoordeeld, en er is geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
09/03723
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST HOLLAND-NOORD, voorheen de ontvanger van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Hoorn,
mede kantoorhoudende te Hoorn,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 39424/HA ZA 99-380 van de rechtbank te Alkmaar van 5 september 2002 en 7 mei 2003;
b. het arrest in de zaak 106.001.175 van het gerechtshof te Amsterdam van 18 november 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. C.M. Bergman, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.