ECLI:NL:HR:2010:BO8466
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verhaal van de fiscus op bestuurder en verjaringstermijn in invorderingszaak
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is behandeld op 24 december 2010, betreft het een cassatieberoep van [eiser] tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Holland-Noord. De zaak heeft betrekking op een invorderingskwestie waarbij de fiscus verhaal zoekt op de bestuurder van een onderneming. De kern van het geschil draait om de vraag of de door de bestuurder in privé verrichte rechtshandelingen, die bedoeld waren om de verhaalsmogelijkheden van de fiscus te verminderen, vernietigbaar zijn op grond van artikel 36, lid 8 van de Invorderingswet 1990. Tevens speelt de aanvang van de verjaringstermijn een belangrijke rol, zoals geregeld in artikel 3:52, lid 1 onder c van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank te Alkmaar en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat [eiser] in cassatie is gegaan tegen het arrest van het hof. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, E.M. Wesseling-van Gent, strekt eveneens tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten zijn door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beoordeeld, en er is geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.