ECLI:NL:HR:2011:BO5203
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsrecht en pandrecht op vordering tot uitkering onder brandverzekering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Achmea Schadeverzekeringen N.V. tegen ABN AMRO Bank N.V. en mr. Norbert Hijmans, curator in het faillissement van [betrokkene 1]. De zaak betreft een geschil over de uitkering van de herbouwwaarde van een woning die op 21 februari 2006 volledig door brand is verwoest. Achmea had een brandverzekering afgesloten voor de opstal met een verzekerde som van € 276.950,--. De verzekeringsvoorwaarden stelden dat de herbouwwaarde alleen uitgekeerd zou worden als de herbouw binnen drie jaar na de schadedatum was voltooid. Het hof had in eerdere instanties geoordeeld dat Achmea verplicht was om de herbouwwaarde uit te keren, ondanks het feit dat de herbouw niet had plaatsgevonden. Achmea stelde dat zij niet tot uitkering verplicht was, omdat de herbouw niet tijdig was uitgevoerd en dat de verzekerde geen recht had op vergoeding van de herbouwwaarde.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof mogelijk een onjuiste rechtsopvatting had toegepast of zijn oordeel onvoldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad verklaarde Achmea niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de curator, maar vernietigde het arrest van het gerechtshof te Arnhem voor zover gewezen tussen Achmea en ABN AMRO. De zaak werd verwezen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat Achmea in de kosten van het geding in cassatie werd veroordeeld, en dat ABN AMRO ook in de kosten werd veroordeeld, tot op dat moment begroot op € 6.341,16 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.