ECLI:NL:HR:2011:BO7918
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1958, was aangeklaagd voor het helpen van een ander bij het verkrijgen van toegang tot Nederland, terwijl hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks het verweer van de verdachte dat het OM niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De verdediging voerde aan dat het OM niet in redelijkheid tot vervolging had kunnen besluiten, maar het Hof verwierp dit verweer. De Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Hof en oordeelde dat de motivering van het Hof voldeed aan de wettelijke vereisten. De Hoge Raad oordeelde dat de door de verdediging aangevoerde omstandigheden niet leidden tot de conclusie dat het OM niet-ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof, waarbij het belang van de opportuniteitsbeoordeling door het OM wordt benadrukt. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafzaken.