ECLI:NL:HR:2011:BQ2009
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Smaad via sociale media: beoordeling van ruchtbaarheid en opzet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van smaad jegens haar ex-partner door op de sociale netwerksite Hyves een uitlating te doen die zijn eer en goede naam aangerand zou hebben. De tenlastelegging betrof een periode van 11 april 2007 tot en met 21 september 2007, waarin de verdachte op haar Hyves-profiel schreef: 'ik moet mijn kind meegeven aan een pedo', waarbij zij haar ex-partner bedoelde. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van haar ex-partner had aangetast met het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven aan deze beschuldiging.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld over de opzet van de verdachte en de ruchtbaarheid van de uitlating. De verdachte had de teksten zichtbaar gemaakt voor 20 à 25 vrienden op Hyves, wat volgens de Hoge Raad voldoende was om te spreken van 'ruchtbaarheid geven' in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep in cassatie werd verworpen, waarmee de bewezenverklaring van het Hof werd bekrachtigd.
Deze uitspraak benadrukt de juridische implicaties van uitlatingen op sociale media en de verantwoordelijkheden van gebruikers bij het delen van informatie die de eer en goede naam van anderen kan aantasten. De Hoge Raad bevestigde dat de context en de wijze van verspreiding van de uitlatingen cruciaal zijn voor de beoordeling van smaad.