ECLI:NL:HR:2011:BQ8019

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzoek tot oproeping van getuigen in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 11 november 2008. In de appelschriftuur van 18 november 2008 verzocht de verdachte om het horen van getuigen, maar het Hof heeft hier niet op beslist. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en stelt vast dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet blijkt dat er een verzoek is gedaan om de opgegeven getuigen alsnog ter terechtzitting op te roepen. Hierdoor was het Hof niet verplicht om op dit verzoek te beslissen. De Hoge Raad concludeert dat de klacht van de verdachte faalt, omdat de rechter niet verplicht is om te beslissen op een verzoek tot oproeping van getuigen dat niet ter terechtzitting is herhaald. De middelen van de verdachte kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad verwerpt het beroep.

Uitspraak

11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/01088
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 oktober 2009, nummer 23/005970-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1979, wonende te [woonplaats 1].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof niet heeft beslist op het bij appelschriftuur gedane verzoek tot het horen van [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen.
2.2. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 11 november 2008. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een appelschriftuur van 18 november 2008 waarin onder meer de oproeping van een aantal getuigen wordt verzocht. Deze appelschriftuur houdt het volgende in:
"6. Cliënt wenst in de procedure bij uw hof de navolgende onderzoeken uitgevoerd zien.
(...)
8. Naast het bekijken van de camerabeelden wenst cliënt de navolgende getuigen te horen:
(...)
2) [Getuige 1], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats])
3) [Getuige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]
(...)"
2.3. Het bestreden arrest houdt in dat het is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2009.
2.4. Bij de beoordeling van het middel dient te worden vooropgesteld dat de rechter niet is gehouden op een bij appelschriftuur gedaan verzoek tot oproeping van getuigen te beslissen. Alleen een herhaald, ter terechtzitting gedaan verzoek noopt tot een beslissing. Dat volgt uit art. 287, derde lid onder a, Sv (vgl. HR 24 november 2009, LJN BJ9346, NJ 2009/607).
2.5. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2009 blijkt niet dat aldaar door of namens de verdachte een verzoek als bedoeld in art. 287, derde lid onder a, Sv is gedaan om de desbetreffende bij appelschriftuur opgegeven getuigen alsnog ter terechtzitting op te roepen. Gelet daarop was het Hof niet gehouden te beslissen op het in het middel bedoelde verzoek.
2.6. De klacht faalt.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 11 oktober 2011.