ECLI:NL:HR:2011:BT1871
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Bewijs opzet poging doodslag en de beoordeling van de bewezenverklaring
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag. De Hoge Raad behandelt de vraag of het oordeel van het Hof, dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, begrijpelijk is. De verdachte heeft op 27 april 2009 in Vlissingen het slachtoffer met een mes in de rug en in de achterzijde van het rechterbovenbeen gestoken. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte en een medeverdachte het slachtoffer met opzet van het leven hebben willen beroven, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft onderbouwd in welk deel van de rug het slachtoffer is gestoken en met welke kracht de steken zijn toegebracht. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.