ECLI:NL:HR:2011:BU3504
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake strafzaak jeugdige verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 juni 2010 uitspraak deed in de strafzaak tegen een jeugdige verdachte. De verdachte, geboren in 1992, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.S.K. Jap-A-Joe. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 20 december 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het middel van cassatie niet tot cassatie kon leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde, zoals vereist volgens artikel 81 RO.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit was het geval omdat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. De opgelegde straf aan de verdachte bestond uit een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten om geen rechtsgevolg aan deze constatering te verbinden. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.