ECLI:NL:HR:2011:BU3504

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03808 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake strafzaak jeugdige verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 juni 2010 uitspraak deed in de strafzaak tegen een jeugdige verdachte. De verdachte, geboren in 1992, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.S.K. Jap-A-Joe. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 20 december 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het middel van cassatie niet tot cassatie kon leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde, zoals vereist volgens artikel 81 RO.

De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit was het geval omdat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. De opgelegde straf aan de verdachte bestond uit een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten om geen rechtsgevolg aan deze constatering te verbinden. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

20 december 2011
Strafkamer
nr. 10/03808 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 juni 2010, nummer 21/004818-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 december 2011.