ECLI:NL:HR:2012:BV2507
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige alimentatie en ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende voorlopige alimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Breda en het hof, waaruit blijkt dat de man en de vrouw in een langdurige juridische strijd verwikkeld zijn over alimentatie. De rechtbank had eerder tussenbeschikkingen gegeven, maar de man had zijn hoger beroep niet tijdig ingesteld, waardoor het hof zijn beschikking niet kon toetsen. De Hoge Raad oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat dit pas gelijktijdig met de eindbeschikking is ingesteld, wat in strijd is met artikel 358 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad concludeert dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door de vice-president en de overige raadsheren, waarbij de beslissing tot verwerping van het beroep is genomen.